Nieuwsbrief 24 juni 2021

Algemeen

Verlenging termijn aanvraag verblijfsdocument Britten


Britten, die voor het einde van de overgangsfase op 1 januari 2021 van de Brexit in Nederland waren ingeschreven en in Nederland wonen, hebben tot 1 juli 2021 de tijd om hier een verblijfsdocument aan te vragen. Een deel van deze groep heeft dat nog niet gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft bekendgemaakt dat de termijn wordt verlengd tot 1 oktober 2021 om deze groep de gelegenheid te geven alsnog een verblijfsdocument aan te vragen. De verlengde termijn geldt ook voor Britten, die voor 1 januari 2021 als grensarbeider in Nederland werkten, terwijl zij niet in Nederland woonden. Zij hebben tot 1 oktober 2021 de tijd om een grensarbeidersdocument aan te vragen.

Werkgevers moeten actief controleren of hun werknemers beschikken over een geldige verblijfs- en werkstatus. Het in dienst nemen van illegale werknemers leidt tot boetes als dit wordt geconstateerd. Ook Britse werknemers moeten over een geldige status beschikken.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

Registratiekosten hypotheek aftrekbaar


De rente en de kosten van geldleningen, die zijn aangegaan voor de financiering van de eigen woning, zijn aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Kosten van geldleningen zijn de kosten die samenhangen met de financiering van de eigen woning, zoals taxatiekosten, afsluitprovisie, hypotheekaktekosten, etc. De eigen woning kan in het buitenland zijn gelegen.

Volgens de rechtbank Zeeland-West-Brabant behoort de Belgische registratiebelasting tot de kosten van geldleningen, die behoren tot de eigenwoningschuld. De registratiebelasting is verschuldigd bij de verplichte inschrijving van een hypotheekakte. In België is de inschrijving van de hypotheekakte vereist om het recht van hypotheek te kunnen vestigen. Zonder de vestiging van het recht van hypotheek kan geen hypotheeklening worden verkregen. De procedure had betrekking op een in België gelegen eigen woning.


Lees meer  
 

Vennootschapsbelasting

Geen afwaardering van geliquideerde deelneming overgenomen vorderingen

Een bv kocht in 2014 alle aandelen in een buitenlandse aandelenvennootschap voor een bedrag van € 38 miljoen. Het eigen vermogen van deze vennootschap bedroeg ten tijde van de overname ruim € 52 miljoen. De activa en passiva bestonden vrijwel geheel uit vorderingen en schulden. De gekochte vennootschap werd kort na de overname geliquideerd. De bv behaalde bij de liquidatie een onbelast deelnemingsresultaat van ruim € 14 miljoen. De bv heeft na de liquidatie de activa en passiva op haar balans gezet tegen de boekwaarde op de liquidatiebalans. In 2015 wilde de bv een deel van de vordering afwaarderen ten laste van haar winst. De aangifte vennootschapsbelasting 2015 werd overigens pas ingediend nadat de Belastingdienst ambtshalve een aanslag over dat jaar had opgelegd. De aangifte werd behandeld als bezwaarschrift tegen de ambtshalve aanslag. Omdat de bv niet reageerde op vragen naar aanleiding van de aangifte legde de Belastingdienst een navorderingsaanslag op. Vanwege het niet-tijdig indienen van de aangifte werd de bewijslast in de procedure tegen de navorderingsaanslag omgekeerd en verzwaard.

Volgens de rechtbank heeft de bv de stelling van de Belastingdienst dat de afgewaardeerde vorderingen op het moment van overname al waardeloos of onvolwaardig waren onvoldoende weerlegd. De bv heeft geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat zij onderzoek heeft gedaan naar de volwaardigheid van de vorderingen ten tijde van de overname. De bv had dit onderzoek wel moeten doen c.q. het bewijs van dat onderzoek in de procedure moeten overhandigen aangezien zij in 2015 een afwaarderingsverlies van € 3,6 miljoen ten laste van haar belastbare winst wilde brengen.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

Transitievergoeding na eerdere beperking arbeidsduur door ziekte

 

Bij de beëindiging van een arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever is de werkgever verplicht om de werknemer een transitievergoeding te betalen. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst en de hoogte van het salaris. De Hoge Raad heeft in 2018 in de zogenaamde Kolombeschikking geoordeeld dat een voortzetting van de bestaande arbeidsovereenkomst in aangepaste vorm in feite gedeeltelijke beëindiging inhoudt. De Hoge Raad heeft daaraan het gevolg verbonden dat naar evenredigheid van de omvang van die beëindiging een transitievergoeding verschuldigd is als door omstandigheden gedwongen wordt overgegaan tot een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd. Dat kan zich voordoen bij blijvende gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer.

De kantonrechter heeft de uitleg van de Hoge Raad gevolgd in een situatie waarin door gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid de arbeidsduur van de werknemer werd verminderd van 36 naar 12 uur per week. Na deze aanpassing nam de arbeidsongeschiktheid van de werknemer toe en meldde hij zich ziek. Na 104 weken ontbond de werkgever de arbeidsovereenkomst en betaalde hij de werknemer een transitievergoeding op basis van een arbeidsomvang van 12 uur per week. Volgens de kantonrechter had de werknemer recht op een transitievergoeding op basis van een arbeidsomvang van 36 uur. De vordering bij de kantonrechter was ingesteld door de erven van de inmiddels overleden werknemer.

De kantonrechter merkt op dat de overwegingen van de Hoge Raad ter zake van de structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur en de verschuldigdheid van een transitievergoeding verwijzen naar de wettekst zoals deze luidt na de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015. De uitleg geldt ook voor gevallen die vóór de datum van de beschikking van de Hoge Raad liggen.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

Terugvorderingsbeleid Sociale Verzekeringsbank


De Sociale Verzekeringsbank is de uitvoerende instantie van de AOW. In die wet is bepaald dat als de AOW-uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, de Sociale Verzekeringsbank verplicht is om het betreffende besluit te herzien of in te trekken. Volgens de wetsgeschiedenis geldt als uitgangspunt dat in alle gevallen correctie van fouten moet plaatsvinden, maar dat aangesloten moet worden bij het rechtszekerheidsbeginsel.

De Sociale Verzekeringsbank heeft beleid ontwikkeld voor de situatie waarin met terugwerkende kracht ten nadele van een betrokkene wordt teruggekomen op een besluit. In dat beleid is rekening gehouden met algemene rechtsbeginselen, zoals het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Uitgangspunt van dit beleid is dat de Sociale Verzekeringsbank niet tot herziening of intrekking met terugwerkende kracht overgaat als de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen en hij niet kon weten dat de uitkering ten onrechte is verleend.

In een procedure over de terugvordering van een toeslag op de AOW-uitkering stond vast dat de betrokkene al zijn verplichtingen is nagekomen. Volgens de Centrale Raad van Beroep had het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat de Sociale Verzekeringsbank was uitgegaan van een onjuist inkomen van zijn partner. In de toelichting bij het toekenningsbesluit is duidelijk uiteengezet dat de hoogte van de toeslag afhangt van het inkomen van de partner. Bij lezing van het besluit had de betrokkene kunnen onderkennen dat een deel van het inkomen van zijn partner niet was meegenomen. Op grond van het terugvorderingsbeleid mocht de Sociale Verzekeringsbank de toeslag herzien met terugwerkende kracht.

Inmiddels hanteert de Sociale Verzekeringsbank ook een vaste gedragslijn in zaken waarin de uitkering is herzien met volledig terugwerkende kracht ten nadele van de belanghebbende. Deze gedragslijn omvat de mogelijkheid om geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien als dat onder de gegeven bijzondere omstandigheden van het geval onredelijk is. Bij de beoordeling van eventuele onredelijkheid wordt waarde gehecht aan de mate waarin aan de betrokkene en aan de Sociale Verzekeringsbank een verwijt kan worden gemaakt. Volgens de Sociale Verzekeringsbank is er bij de toepassing van deze gedragslijn geen aanleiding om de terugwerkende kracht van de herziening te matigen, omdat de Sociale Verzekeringsbank geen fout heeft gemaakt. Bij de vaststelling van het inkomen van de partner moet de Sociale Verzekeringsbank uitgaan van de juistheid van de gegevens in de basisregistraties die via Suwinet kunnen worden geraadpleegd.

Volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen wordt het iedere organisatie in bijzondere situaties toegestaan alsnog de gegevens bij de belanghebbende op te vragen. Volgens de Centrale Raad van Beroep had het feit dat op het aanvraagformulier bij de vragen naar inkomen van de partner zowel inkomen uit arbeid als pensioen of uitkering waren aangekruist, bij de Sociale Verzekeringsbank twijfel moeten oproepen over de vraag of de gegevens uit de basisregistraties wel volledig waren. Dat had aanleiding moeten zijn om navraag te doen bij de betrokkene. Omdat dit is nagelaten is de teveelbetaling mede aan de Sociale Verzekeringsbank te wijten.

De Centrale Raad van Beroep vindt herziening met volledig terugwerkende kracht in dit geval onredelijk. De Sociale Verzekeringsbank moet opnieuw op het bezwaar beslissen en daarbij de herziening beperken. Als gevolg daarvan moet de terugvordering worden verminderd. Ten overvloede merkt de Centrale Raad van Beroep op dat een beperking van de herziening die ertoe leidt dat 75% van het onverschuldigd betaalde bedrag moet worden terugbetaald, acceptabel is.


Lees meer  
 

Aanpassing uitkeringsbedragen per 1 juli 2021

 

De uitkeringsbedragen van diverse sociale verzekeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. In verband met de halfjaarlijkse aanpassing van het wettelijk minimumloon worden diverse uitkeringsbedragen per 1 juli 2021 aangepast.

Algemene nabestaandenwet

De bruto-nabestaandenuitkering bedraagt:

  • voor een nabestaande die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt € 1.250,16;
  • voor een nabestaande die een gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende voert € 785,54;
  • voor een nabestaande die met één of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft € 785,54.

De bruto-wezenuitkering bedraagt:

  • voor een kind jonger dan 10 jaar € 400,05;
  • voor een kind van 10 jaar of ouder maar jonger dan 16 jaar € 600,08;
  • voor een kind van 16 jaar of ouder maar jonger dan 21 jaar € 800,10.

Algemene Ouderdomswet

Het bruto-ouderdomspensioen bedraagt:

  • voor een alleenstaande € 1.275,39; en
  • voor een gehuwde of samenwonende € 863,66.

Beslagvrije voet

De beslagvrije voet van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedraagt maximaal:

  • voor een alleenstaande € 1.664,51;
  • voor een alleenstaande ouder € 1.782,62;
  • voor gehuwden zonder kinderen € 2.203,77; en
  • voor gehuwden met kinderen € 2.321,89.


Lees meer  
 

Schadevergoeding UWV na onterechte loonsanctie


De werkgever is verplicht het loon van een werknemer tijdens diens arbeidsongeschiktheid door te betalen gedurende maximaal 104 weken. Het UWV kan de loondoorbetalingsverplichting verlengen met maximaal 52 weken wanneer de werkgever niet aan zijn verplichtingen met betrekking tot de re-integratie van de werknemer heeft voldaan. Een besluit waarin aan de werkgever een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting, de zogenaamde loonsanctie, wordt opgelegd, is vatbaar voor bezwaar.

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak uit 2017 een besluit van het UWV tot het opleggen van de verlengde loondoorbetalingsverplichting vernietigd. Volgens de Centrale Raad van Beroep heeft de werkgever voldoende invulling gegeven aan zijn verplichtingen om te trachten de werknemer te re-integreren in het arbeidsproces.

Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de werkgever het UWV om schadevergoeding verzocht. De gestelde schade betrof onder meer een bedrag aan kosten van juridische begeleiding bij het voortgezette re-integratietraject van de werknemer. Het UWV heeft de loonkosten inclusief de werkgeverslasten vergoed, evenals de kosten van het vervolgtraject tweede spoor en de kosten in verband met het schadeverzoek. De kosten van juridische begeleiding heeft het UWV niet vergoed. Dat leidde tot een procedure, die door de Centrale Raad van Beroep is beëindigd.

Volgens de Centrale Raad van Beroep staan de kosten van de juridische begeleiding in een zodanig verband met het onrechtmatige besluit van het UWV dat zij als een gevolg van dat besluit aan het UWV kunnen worden toegerekend. De werkgever heeft toegelicht dat hij na het loonsanctiebesluit juridische bijstand heeft gezocht voor de begeleiding van het re-integratietraject omdat dit traject moeizaam verliep. Uit het loonsanctiebesluit bleek dat de werkgever onvoldoende kennis had om de re-integratie zonder hulp goed vorm te geven. De werkgever heeft zich van juridische begeleiding voorzien om de duur van de loonsanctie te bekorten.


Lees meer  
 

Internationaal

Rusland zegt belastingverdrag met Nederland op

 

Verdragen ter voorkoming van dubbele belastingheffing kunnen eenzijdig worden beëindigd met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden voor het verstrijken van een kalenderjaar. Rusland heeft het bestaande verdrag opgezegd, waardoor dit verdrag per 1 januari 2022 zal worden beëindigd. Vanaf 1 januari 2022 kan onder omstandigheden een beroep op het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 worden gedaan. Dit is een eenzijdige Nederlandse regeling, waarin voor een aantal situaties en onder voorwaarden wordt voorkomen dat inwoners van Nederland en in Nederland gevestigde bedrijven over hetzelfde inkomen tweemaal belast worden.

Nederland heeft vanaf 2014 onderhandeld met Rusland over een gedeeltelijke herziening van het verdrag. In januari 2020 is op ambtelijk niveau overeenstemming bereikt over deze herziening. Daarna heeft Rusland gevraagd om herziening van een aantal aanpassingen om onder het verdrag (hogere) bronbelastingen te kunnen gaan heffen om zo meer belastinginkomsten te realiseren.

Dit voorstel komt erop neer dat Rusland slechts bereid zou zijn om verdragsvoordelen onder strenge voorwaarden toe te kennen aan beursgenoteerde bedrijven. Bedrijven zonder beursnotering zouden niet meer in aanmerking komen voor verdragsvoordelen. Hiermee wordt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven. Rusland liet geen ruimte voor onderhandeling. Nederland heeft het voorstel van Rusland tot herziening niet geaccepteerd.

Het belangrijkste gevolg van de opzegging van het verdrag is dat Rusland (hogere) bronbelastingen zal kunnen heffen op uitgaande dividend-, rente- en royaltybetalingen. Deze bronbelastingen komen zonder verdrag niet meer voor verrekening in aanmerking.

De staatssecretaris van Financiën benadrukt dat de Nederlandse inzet erop is gericht om nog dit jaar tot een oplossing te komen.


Lees meer  
 

Formeel recht

Overschrijding redelijke termijn bij instemming met uitstel uitspraak bezwaar

 

Wanneer de redelijke termijn van behandeling van een bezwaar of (hoger) beroepschrift wordt overschreden, heeft de belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade. Voor de fase van bezwaar tot en met beroep bij de rechtbank geldt een redelijke termijn van twee jaar. De redelijke termijn van behandeling kan worden verlengd door bijzondere omstandigheden.

Volgens Hof Den Haag vormt het instemmen met verder uitstel van de uitspraak op bezwaar een bijzondere omstandigheid waardoor de redelijke termijn wordt verlengd. De beslistermijn op het bezwaar werd, met instemming van de belanghebbende, aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen van het Hof Den Bosch door het Hof van Justitie EU. Omdat in de visie van het hof de redelijke termijn niet was overschreden had de belanghebbende geen recht op immateriële schadevergoeding.

De Hoge Raad maakt duidelijk dat de enkele instemming met verder uitstel geen bijzondere omstandigheid is. Het aanhouden van een bezwaarschrift in verband met prejudiciële vragen die aanhangig zijn bij het Hof van Justitie EU is wel een bijzondere omstandigheid. De in verband daarmee buiten beschouwing te laten periode vangt pas aan op het moment waarop de inspecteur de belanghebbende schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn beslissing om het bezwaarschrift aan te houden in afwachting van het antwoord op prejudiciële vragen en eindigt op de dag van de openbaarmaking van de prejudiciële beslissing door het Hof van Justitie EU.

In deze casus heeft de inspecteur de belanghebbende op 11 september 2014 in kennis gesteld van zijn beslissing om de bezwaarschriften voor 2010 en 2011 aan te houden in afwachting van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie EU. Die beslissing heeft het Hof van Justitie EU op 9 september 2015 gegeven. De redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar tegen de aanslag 2010 is aangevangen op de dag waarop de Belastingdienst het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat was 13 maart 2013. De termijn is geëindigd op 30 juli 2019, de dag waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan. Van deze periode van zes jaar en vijf maanden blijft een jaar buiten beschouwing in verband met de termijn van beantwoording van de prejudiciële vragen. Dat betekent dat de redelijke termijn met drie jaar en vijf maanden is overschreden. De redelijke termijn voor het bezwaar tegen de aanslag 2011 is begonnen op 27 maart 2014 en geëindigd op 30 juli 2019. Ook van deze periode van vijf jaar en vijf maanden blijft een jaar buiten beschouwing. De redelijke termijn is overschreden met twee jaar en vijf maanden.


Lees meer  
 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.