Inkomstenbelasting
Afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven per 1 januari 2022 of 1 januari 2023
Onderdeel van het Belastingplan 2020 was de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven. Deze wet is aangenomen, maar nog niet in werking getreden in afwachting van de Subsidieregeling STAP-budget. De Subsidieregeling STAP-budget zal zo spoedig mogelijk worden gepubliceerd, na de publicatie in het Staatsblad van het Koninklijk Besluit waarin wordt geregeld dat de Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgaven per 1 januari 2022 inwerking treedt. Volgens de staatssecretaris van Financiën moet uiterlijk op 2 juli 2021 duidelijkheid bestaan of de fiscale aftrek van scholingsuitgaven per 1 januari 2022 wordt afgeschaft. Is dat niet het geval, dan kan deze aanpassing niet worden verwerkt in de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2022. In dat geval worden de inwerkingtreding van de Subsidiereling STAP-budget en de afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven uitgesteld tot 1 januari 2023. De Subsidieregeling STAP-budget zal worden uitgevoerd door het UWV en DUO. De definitieve besluitvorming over de inwerkingtreding van het STAP-budget vindt medio juni plaats.
Nota van wijziging wetsvoorstel excessief lenen bij eigen bv
Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap in behandeling. De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging ingediend. Daarin wordt geregeld dat bij de bepaling van het bedrag aan schulden aan de vennootschap van een met de aanmerkelijkbelanghouder verbonden persoon ook rekening wordt gehouden met de schulden van diens partner. De mogelijkheden om de grondslag van de maatregel uit te hollen worden hierdoor beperkt.
In het wetsvoorstel is geregeld dat het fictieve vervreemdingsvoordeel dat in aanmerking wordt genomen bij emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder wordt verlaagd met het bedrag dat als negatief fictief regulier voordeel in aanmerking zou zijn genomen als de aanmerkelijkbelanghouder in Nederland was gebleven en zijn schulden had afgelost. Op deze wijze wordt economische dubbele heffing bij emigratie voorkomen. De nota van wijziging bevat een aanpassing voor de situatie waarin een buitenlandse belastingplichtige de werkelijke leiding van een vennootschap, waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, verplaatst uit Nederland en hij als gevolg daarvan geen aanmerkelijk belang meer heeft in een in Nederland gevestigde vennootschap.
Wanneer de werkelijke leiding van de vennootschap naar het buitenland wordt verplaatst, wordt dit aangemerkt als een vervreemding van het aanmerkelijk belang. Voor de belasting over het fictieve vervreemdingsvoordeel wordt een conserverende aanslag opgelegd. De grondslag van die conserverende aanslag wordt verlaagd met het bedrag dat als negatief fictief regulier voordeel in aanmerking zou zijn genomen als de aanmerkelijkbelanghouder de werkelijke leiding niet zou hebben verplaatst en hij zijn schulden zou hebben afgelost. Hierdoor wordt niet alleen bij emigratie van de aanmerkelijkbelanghouder maar ook bij verplaatsing van de werkelijke leiding van de vennootschap uit Nederland economische dubbele heffing voorkomen.
Bij een buitenlandse belastingplichtige, die een aanmerkelijk belang heeft in meerdere vennootschappen in Nederland, wordt een eventuele verlaging van de grondslag voor de conserverende aanslag pas toegepast bij het vaststellen van de conserverende aanslag die wordt opgelegd bij verplaatsing van de werkelijke leiding van de laatste vennootschap uit Nederland. Als na de verplaatsing van de werkelijke leiding alleen nog een aanmerkelijk belang resteert in één of meer fictief in Nederland gevestigde vennootschappen wordt de grondslag voor de conserverende aanslag wel verlaagd.
In het wetsvoorstel is geregeld dat het uitstel van betaling voor een conserverende aanslag inkomstenbelasting wordt beëindigd als een positief fictief regulier voordeel wordt genoten. Op grond van overgangsrecht geldt dit niet voor conserverende aanslagen, die zijn opgelegd naar aanleiding van belastbare feiten, die zich hebben voorgedaan voor 15 september 2015, 15:15 uur. Met de nota van wijziging wordt geregeld dat de maatregelen van het wetsvoorstel niet gaan gelden voor deze conserverende aanslagen.
Vennootschapsbelasting
Aanpassing verliesverrekening vennootschapsbelasting per 1 januari 2022
Het Belastingplan 2021 omvat onder andere een aanpassing van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. Verliezen kunnen worden verrekend met de belastbare winst van het voorgaande jaar, de zogenaamde achterwaartse verliesverrekening, en met belastbare winsten van volgende jaren: de voorwaartse verliesverrekening. De aanpassing houdt in dat de voorwaartse verliesverrekening in de tijd onbeperkt is. Voor zover de verrekenbare verliezen meer bedragen dan € 1 miljoen worden deze verrekend tot een bedrag van 50% van de belastbare winst nadat die winst is verminderd met een bedrag van € 1 miljoen. Verliezen tot € 1 miljoen zijn volledig verrekenbaar. De achterwaartse verliesverrekening is beperkt tot het voorgaande jaar. Ook voor de achterwaartse verliesverrekening geldt de beperking voor verliezen boven een bedrag van € 1 miljoen. De aanpassing van de verliesverrekening gaat in per 1 januari 2022. De wijzigingen gelden voor verliezen uit boekjaren, die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013 voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten van boekjaren, die aanvangen op of na 1 januari 2022.
Het besluit tot inwerkingtreding van dit onderdeel van het Belastingplan is op 4 juni jl. in het Staatsblad gepubliceerd.
Arbeidsrecht
Voorlopige hechtenis werknemer geen reden voor ontslag op staande voet
Werkgever en werknemer hebben de bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst per direct op te zeggen om een dringende reden, het ontslag op staande voet. De partij die van deze bevoegdheid gebruik maakt, dient de reden voor de opzegging onverwijld mede te delen aan de wederpartij.
Wanneer de werkgever een werknemer op staande voet ontslaat, is het opzegverbod wegens ziekte niet van toepassing.
Ontslag op staande voet is een uiterste maatregel. Vanwege de verstrekkende gevolgen mag de werkgever daar pas een beroep op doen als van hem niet verlangd kan worden dat de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer voortduurt. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die ontslag op staande voet rechtvaardigt, moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen. De aard en de ernst van de aangevoerde dringende reden moeten worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden.
Volgens de kantonrechter levert werkverzuim door een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling in beginsel geen dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dat geldt ook in geval van voorlopige hechtenis, zelfs wanneer het niet voor het eerst is dat de werknemer vastzit en hij eerder schriftelijk is gewaarschuwd vanwege ongeoorloofde afwezigheid. De kantonrechter kwam tot dit oordeel in een procedure van een werknemer die zijn werkgever pas tien dagen nadat hij was opgepakt liet weten dat hij in voorlopige hechtenis was genomen. Ondanks de eerdere waarschuwing vormt dit geen zodanige bijzondere omstandigheid dat van de hoofdregel dat werkverzuim wegens detentie c.q. voorlopige hechtenis geen dringende reden oplevert afgeweken dient te worden. Wel ontbond de kantonrechter de arbeidsovereenkomst wegens de opgetreden verstoring van de arbeidsrelatie. Voor de werknemer betekende dit dat de arbeidsovereenkomst later eindigde en dat hij recht had op een transitievergoeding.
Overdrachtsbelasting
Dubbele doorkijk overdrachtsbelasting niet aan de orde
Bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is overdrachtsbelasting verschuldigd. Onder voorwaarden blijft de heffing van overdrachtsbelasting achterwege wanneer met toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit een onderneming met een daartoe behorende onroerende zaak wordt overgedragen. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit kan alleen worden toegepast bij de overdracht van een onderneming door een ondernemer aan een of meer van zijn kinderen en/of kleinkinderen of hun echtgenoten of door een ondernemer aan broers of zusters of hun echtgenoten. De verkrijger(s) van de onderneming moeten deze voortzetten om recht op de vrijstelling te hebben.
In een procedure deed een bv een beroep op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling bij de verkrijging van een appartementsrecht. Een dochter-bv dreef een onderneming, die in fasen was overgenomen van een bv van de schoonvader van de aandeelhouder van de bv. Het appartementsrecht betrof de winkelruimte waarin de onderneming werd gedreven. Dit appartementsrecht werd door een andere bv van de schoonvader geleverd en vormde de afronding van de bedrijfsoverdracht.
Omdat noch de vervreemder noch de verkrijger van de aandelen een natuurlijk persoon was, kon de bedrijfsopvolgingsfaciliteit niet worden toegepast.
Hof Den Haag benadrukte dat de tekst van de wet geen aanknopingspunt biedt voor toepassing van de faciliteit. Doel en strekking is het faciliteren van de overdracht van een lopende onderneming, waartoe een onroerende zaak behoort die daaraan dienstbaar is, tussen (bloed)verwanten. Op deze wijze wordt gestimuleerd dat de onderneming als geheel wordt overgedragen en voortgezet. De overdracht van een onroerende zaak tussen twee rechtspersonen is volgens het hof een geheel andere situatie. De vrijstelling is daarop niet van toepassing.
Het hof merkte nog op dat de gefaseerde overname van de aandelen in 2002 en 2007 heeft plaatsgevonden. Het appartementsrecht werd pas in 2017 overgedragen. Daardoor is niet duidelijk of de verkrijging van de winkelruimte in het kader van de overname van de onderneming heeft plaatsgevonden.
Subsidies
Consultatie subsidieregeling energieadvies
De staatssecretaris van EZK heeft een subsidieregeling voor het mkb ter consultatie gepubliceerd. Belanghebbenden kunnen tot 30 juni reageren op de voorgestelde regeling. De subsidie is bedoeld voor het inkopen van extern advies over CO₂-reductiemaatregelen. De regeling is gericht op het mkb met een energieverbruik dat lager ligt dan de drempels waarboven de energiebesparingsplicht van toepassing is. Het elektriciteitsverbruik mag maximaal 50.000 kWh bedragen; het gasverbruik maximaal 25.000 m³ aardgasequivalenten per jaar. Het in te kopen advies moet zijn gericht op energiebesparing of reductie van CO₂-uitstoot van het bedrijfspand of in de bedrijfsvoering. Dit advies wordt opgesteld door een energie-adviseur. Daarnaast kan een mkb-ondernemer subsidie aanvragen voor ondersteuning bij het nemen van concrete maatregelen op basis van dit advies door een zogenaamde energieregisseur. Dat is iemand die bedrijfsmatig ondersteunt bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn die verstand heeft van financiële arrangementen (subsidies, leningen e.d.) of die verstand heeft van de uitvoering van energiebesparende maatregelen.
De subsidie voor het totaal aan advies en ondersteuning per mkb-onderneming per bedrijfspand en bedrijfsvoering bedraagt 80% van de gemaakte kosten. Het subsidiebedrag kent een maximum van € 2.500. Voor het advies geldt een minimum subsidiebedrag van € 400 en een maximum van € 750.
Het is de bedoeling dat de regeling per 1 oktober 2021 in werking treedt.
Formeel recht
Informatiebeschikking ter zake van administratieplicht
De Hoge Raad heeft ambtshalve een uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd. De uitspraak van het hof heeft betrekking op een door de Belastingdienst gegeven informatiebeschikking. Volgens het hof kon de informatiebeschikking niet worden gebaseerd op een vermogensvergelijking die niet door de inspecteur was overgelegd. Het hof heeft de informatiebeschikking daarom gedeeltelijk vernietigd. Op grond van andere feiten en omstandigheden die zijn vermeld in de informatiebeschikking, heeft het hof geoordeeld dat de belanghebbende niet heeft voldaan aan de wettelijke administratieplicht.
Als de inspecteur een informatiebeschikking geeft, waarin wordt vastgesteld dat niet is voldaan aan de administratieplicht, kan de rechter tot het oordeel komen dat in deze beschikking feiten en omstandigheden zijn vermeld die niet kunnen bijdragen tot die vaststelling. De informatiebeschikking kan dan toch in stand blijven als de overige vaststaande feiten en omstandigheden voldoende grondslag bieden voor de vaststelling dat niet is voldaan aan de administratieplicht. Die vaststelling is immers het voorwerp van de informatiebeschikking. Voor een gedeeltelijke vernietiging van een informatiebeschikking ter zake van de administratieplicht is geen plaats. Het hof had de informatiebeschikking in stand moeten laten, in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank.
Reactie plaatsen
Reacties