Nieuwsbrief 24 februari 2023

Loonbelasting

 

Hernieuwd verzoek 30%-regeling terecht afgewezen

Uit het buitenland aangeworven werknemers komen op verzoek en onder voorwaarden in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. De regeling houdt in dat 30% van de bruto beloning als belastingvrije vergoeding voor de extra kosten buiten het land van herkomst kan worden verstrekt. De 30%-regeling kent een looptijd van maximaal vijf jaar. De looptijd van de regeling wordt verkort met perioden van eerder verblijf in Nederland.

De Belastingdienst heeft een verzoek om toepassing van de 30%-regeling voor een ingekomen werknemer gehonoreerd. De looptijd van de regeling is verkort met de periode van eerder verblijf in Nederland van de werknemer. Volgens het verzoek is die periode aangevangen in januari 1996 en heeft dat verblijf geduurd tot en met december 2001. Tegen de beschikking is geen bezwaar gemaakt, ondanks dat de werknemer aan de adviseur had gemeld dat de periode van eerder verblijf in Nederland in januari 1997 was aangevangen. In verband met een wijziging van werkgever is een verzoek tot voortzetting van de 30%-bewijsregeling ingediend. Ook in dat verzoek is aangegeven dat het eerdere verblijf in januari 1996 is aangevangen. De Belastingdienst heeft het verzoek toegewezen. Tegen deze beschikking is geen bezwaar gemaakt.

Vervolgens is kort voor het aflopen van de 30%-bewijsregeling een nieuw verzoek ingediend, uitgaande van een kortere periode van eerder verblijf in Nederland. Dat verzoek is volgens Hof Amsterdam terecht afgewezen, omdat de werknemer ten tijde van het indienen van het verzoek geen ingekomen werknemer meer was. Het  Uitvoeringsbesluit Loonbelasting voorziet niet in de mogelijkheid tot heroverweging of wijziging van de looptijd van een beschikking voor de 30%-bewijsregeling. Volgens het hof kan een hernieuwde aanvraag of een verzoek om ambtshalve herziening evenmin leiden tot herziening van de vastgestelde looptijd.

Het hof heeft de andersluidende uitspraak van de rechtbank Noord-Holland vernietigd.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

 

Nota van wijziging wetsvoorstel aanpassing box 2

Bij de Tweede Kamer is een initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks en de PvdA in behandeling. Het wetsvoorstel omvat aanpassingen in box 2 van de inkomstenbelasting en in de bedrijfsopvolgingsregeling van de Successiewet. De indieners van het wetsvoorstel hebben een nota van wijziging ingediend. Onderdeel van het wetsvoorstel is het schrappen van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling. Deze marge is inmiddels vervallen door de inwerkingtreding van het Belastingplan 2023. Daarom vervalt deze bepaling in het wetsvoorstel.

De datum van inwerkingtreding is verschoven naar 1 januari 2024. De wijzigingen in de Successiewet treden pas per 1 januari 2025 in werking.


Lees meer  
 

Navordering onterecht aangegeven verlies

De Belastingdienst kan een navorderingsaanslag opleggen als onrechte geen of te weinig belasting is geheven. Voorwaarde voor het opleggen van een navorderingsaanslag is het bestaan van een nieuw feit dat grond oplevert voor het vermoeden dat te weinig belasting is geheven. Een feit, dat de inspecteur bekend was of had kunnen zijn, levert geen grond op voor navordering, tenzij de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.

Volgens vaste jurisprudentie mag de Belastingdienst bij het vaststellen van een aanslag uitgaan van de juistheid van de gegevens die in de aangifte zijn vermeld. De inspecteur hoeft pas een nader onderzoek in te stellen wanneer hij, na kennis te hebben genomen van de aangifte, in redelijkheid aan de juistheid daarvan behoort te twijfelen. Dat doet zich niet snel voor.

Een belastingplichtige heeft in een reeks van jaren in zijn aangiften inkomstenbelasting naast een hoog loon uit dienstbetrekking verliezen uit onderneming aangegeven. De Belastingdienst heeft de aanslagen steeds overeenkomstig de ingediende aangiften opgelegd.

Naar aanleiding van de aangifte over 2015 heeft de Belastingdienst aan de gemachtigde van de belastingplichtige gevraagd om een toelichting op de aangegeven verliezen uit onderneming. De Belastingdienst heeft verzocht om de jaarrekeningen 2012 tot en met 2016 van de onderneming en om informatie over de gehanteerde afschrijving van € 80.000 per jaar. Volgens de toelichting betrof het een licentierecht, dat afhankelijk was van het verkrijgen van een erfpachtrecht. Omdat het erfpachtrecht er niet kwam, is het licentierecht afgeschreven.

De Belastingdienst heeft een navorderingsaanslag IB opgelegd ter correctie van het aangegeven verlies uit onderneming. Volgens de belastingplichtige was dat niet terecht omdat geen sprake was van een nieuw feit. Naar het oordeel van de rechtbank was wel sprake van een nieuw feit. De aangifte maakte een verzorgde indruk. Het in de aangifte opgenomen verlies zonder het claimen van zelfstandigenaftrek in combinatie met een hoog salaris uit dienstbetrekking is geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de aangifte. Ook in eerdere jaren deed zich die combinatie voor. Dat die verliezen een andere oorzaak hadden, namelijk participaties in cv’s, die inmiddels waren beëindigd, maakt niet dat de Belastingdienst had moeten aannemen dat het aangegeven verlies niet juist kon zijn. Pas enkele jaren later bleek dat sprake was van een afschrijving op een licentierecht dat in het jaar waarover is nagevorderd nog niet bestond en dat betrekking had op een nog niet gebouwde onroerende zaak. Van ambtelijk verzuim was volgens de rechtbank geen sprake.

Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake was van een investering in een bedrijfsmiddel, maar van de verstrekking van een kapitaalverstrekking aan een derde, waarop niet kan worden afgeschreven.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

 

Buitengerechtelijke ontbinding arbeidsovereenkomst hield geen stand

Een rechtshandeling kan worden vernietigd als deze onder invloed van een wilsgebrek tot stand is gekomen. Dat kan zijn wegens bedrog of op grond van dwaling. Er is sprake van bedrog wanneer iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling aanzet door opzettelijk een onjuiste mededeling te doen of een feit te verzwijgen. Er is sprake van dwaling als is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, die te wijten is aan een inlichting van de wederpartij of als beide partijen van dezelfde onjuiste veronderstelling zijn uitgegaan. De bewijslast ligt bij degene die zich op het wilsgebrek beroept.

De wilsgebrekenregeling kan ook toegepast worden in het arbeidsrecht. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het bijzondere karakter van de arbeidsovereenkomst. Dat houdt in dat een beroep op een wilsgebrek niet mag leiden tot strijd met het systeem of de strekking van het ontslagrecht. Aan een beroep op vernietiging van een arbeidsovereenkomst wegens bedrog of dwaling worden dezelfde eisen gesteld als aan een om diezelfde reden gegeven ontslag op staande voet.

Een school ontbond de arbeidsovereenkomst met een docent buitengerechtelijk. Volgens de school heeft de docent tijdens de sollicitatieprocedure opzettelijk verzwegen dat hij onderwerp zou zijn van een tv-uitzending van Undercover in Nederland. De kantonrechter was van oordeel dat de buitengerechtelijke ontbinding geen stand hield. Van bedrog of dwaling was geen sprake.

De school heeft, voor het geval de kantonrechter zou oordelen dat de arbeidsovereenkomst nog bestond, een verzoek tot ontbinding daarvan gedaan. Dat verzoek was gedaan op feiten en omstandigheden waardoor van de school niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter merkt op dat kerncompetenties van het leraarschap integriteit, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid zijn. Daarnaast heeft een docent een voorbeeldfunctie. Van een school kan niet worden verlangd dat zij een docent te werk stelt als de vrees bestaat dat door diens aanwezigheid het vertrouwen van ouders en leerlingen in de school wordt aangetast.

Vanwege het in de uitzending geschetste beeld van de docent kan naar het oordeel van de kantonrechter van de school niet worden verlangd dat zij de arbeidsovereenkomst met de docent laat voortduren. Herplaatsing van de docent binnen een redelijke termijn ligt volgens de kantonrechter niet in de rede.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 april 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van de procedure.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

 

Werknemer is geen belanghebbende bij besluit toekenning compensatie transitievergoeding

Een werkgever en een langdurig arbeidsongeschikte werknemer hebben een beëindigingsovereenkomst gesloten. Daarin is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd en dat de werkgever een transitievergoeding betaalt. Werkgever en werknemer zijn verder overeengekomen dat de werknemer de transitievergoeding zal terugbetalen als het UWV het verzoek van de werkgever om compensatie afwijst.

Het UWV heeft in reactie op het verzoek van de werkgever de compensatie van de betaalde transitievergoeding op nihil vastgesteld. De werknemer heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het UWV heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat de werknemer niet als belanghebbende bij het besluit op het verzoek om compensatie kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van de werknemer tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. In hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de werknemer geen belanghebbende is bij het besluit van het UWV. De Centrale Raad van Beroep erkent dat de werknemer financieel wordt geraakt door het compensatiebesluit, maar dat betekent niet dat de werknemer een rechtstreeks belang heeft bij dat besluit. De terugbetaling is het gevolg van een afspraak in de beëindigingsovereenkomst tussen werkgever en werknemer. Dat is een afgeleid belang, via de contractuele relatie met de werkgever.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd.


Lees meer  
 

Successiewet

 

Verkoop onroerende zaken tegen te lage prijs

Schenkbelasting wordt geheven over de waarde van hetgeen door schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van de schenking in Nederland woonde. Een schenking doet zich voor als is voldaan aan de volgende criteria:

  • een verrijking van de ontvanger;
  • een verarming van de schenker;
  • de bewustheid van de bevoordeling en
  • de wil tot bevoordeling.

Het is aan de inspecteur om aannemelijk te maken dat sprake is van een schenking.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft zich een schenking voorgedaan bij de verkoop van onroerende zaken tussen twee echtgenoten. Het echtpaar was op huwelijkse voorwaarden getrouwd. De werkelijke waarde van de onroerende zaken was ten tijde van de verkoop aanzienlijk hoger dan de koopsom. Bij de bepaling van de prijs is rekening gehouden met saneringskosten vanwege verontreiniging van de grond. Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd en er was geen sprake van een acute saneringsverplichting. In de akte van levering verklaarde de verkoper dat hem niet bekend was dat het verkochte enige verontreiniging bevatte die zou kunnen leiden tot een saneringsverplichting. Ook was de verkoper volgens de akte niets bekend over de aanwezigheid van asbest in het verkochte.

Het hof vond aannemelijk dat de verkoop tegen een te lage prijs heeft plaatsgevonden door ten onrechte rekening te houden met verontreiniging. Aan de criteria voor een schenking was volgens het hof voldaan. De reden voor de verkoop was een mogelijke inbeslagname van goederen bij de man wegens onttrekking aan een faillissementsboedel. Verkoper en koper waren daarvan op de hoogte. De koper had volgens het hof op zijn minst ernstige twijfels moeten hebben over de door verkoper gestelde verontreiniging gezien de verklaring in de akte van levering.

De vraag was of de vrijstelling van schenkbelasting die geldt bij de voldoening aan een natuurlijke verbintenis van toepassing was. Een natuurlijke verbintenis doet zich voor wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft dat naleving daarvan als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt. De vraag of sprake is van een natuurlijke verbintenis moet worden beoordeeld naar objectieve maatstaven. Daarbij moet onder meer gelet worden op de wederzijdse welstand en behoefte van partijen.

De koper voerde aan dat verkoper zich verplicht voelde om de koper verzorgd achter te laten voor het geval er iets mis zou gaan met zijn onderneming. Volgens het hof is dat geen reden om de onroerende zaken tegen een te lage prijs over te dragen. Het gestelde doel had ook bereikt kunnen worden door de onroerende zaken tegen de werkelijke waarde over te dragen. Gegeven het feit dat koper en verkoper getrouwd waren, zou dat geen ingrijpende consequenties voor de koper hebben gehad. Het hof is van oordeel dat de vrijstelling niet van toepassing is.


Lees meer  
 

Internationaal

 

Overzicht status onderhandelingen belastingverdragen

De staatssecretaris van Financiën heeft het jaarlijkse overzicht van de status van onderhandeling over belastingverdragen naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Kamer heeft in 2022 de nieuwe belastingverdragen met Colombia en Chili goedgekeurd. Verder is in 2022 ambtelijk overeenstemming bereikt over een nieuw belastingverdrag met België en Kirgizië. Dat verdrag bevat geen specifieke maatregel voor thuiswerkende grensarbeiders. De onderhandelingen over een dergelijke maatregel lopen nog.

Met Duitsland hebben in 2022 verkennende gesprekken plaatsgevonden. In 2023 zijn onderhandelingen gestart over een beperkt wijzigingsprotocol (aanpassing van het verdrag). Tijdens de onderhandelingen wordt onder andere gesproken over de behandeling van thuiswerkende grenswerkers. Hoe een eventuele regeling eruit komt te zien is nog niet duidelijk.

In 2023 wil Nederland de gesprekken met meerdere landen voortzetten. Omdat Kenia het in 2015 ondertekende verdrag niet zal ratificeren is in 2022 het wetsvoorstel ter goedkeuring van dat verdrag ingetrokken. Met Kenia is afgesproken te onderhandelen over een nieuw verdrag.

Belangrijk onderwerp in de gesprekken en onderhandelingen over belastingverdragen is het opnemen van een minimumstandaard tegen verdragsmisbruik en voor effectieve geschilbeslechting. Om antimisbruikmaatregelen snel te laten doorwerken in het verdragennetwerk heeft Nederland vrijwel zijn gehele verdragennetwerk aangemeld voor het Multilaterale Instrument.


Lees meer  
 

Overige heffingen

 

Aanslagen precariobelasting voor gasnetwerk

Gemeenten kunnen een precariobelasting heffen. Dat is een belasting ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond. De belasting wordt geheven van de degene van wie deze voorwerpen zijn.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat de gemeente Uitgeest een aanslag precariobelasting te laat heeft opgelegd. De bevoegdheid om een aanslag op te leggen vervalt volgens de Algemene wet inzake rijksbelastingen drie jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. De aanslag betrof het jaar 2016 en werd op 20 december 2019 opgelegd aan de beheerder van het gasnetwerk in de gemeente. Uit de gemeentelijke belastingverordening volgt dat de belastingschuld op 1 januari 2016 is ontstaan, aangezien het gasnetwerk zich al voor die datum in de grond bevond. De belastingverordening hanteert als hoofdregel dat de belasting verschuldigd wordt bij de aanvang van het belastingtijdvak. Dat is slechts anders als het hebben van voorwerpen in, op of boven gemeentegrond na de aanvang van het belastingtijdvak een aanvang neemt. Die uitzondering deed zich hier niet voor. Het hof heeft de aanslag over 2016 vernietigd.

De gemeente legde aan de beheerder ook een aanslag precariobelasting op over 2017. Per 1 juli 2017 is de Gemeentewet gewijzigd, waardoor vanaf die datum geen precariobelasting mag worden geheven van een gasnetwerk. De gemeente heeft met die wijziging in de aanslag geen rekening gehouden. De gemeente beriep zich op overgangsrecht. Dat overgangsrecht is volgens het hof alleen van toepassing als de gemeentelijke belastingverordening zoals die op 10 februari 2016 gold een specifieke bepaling met een specifiek tarief bevatte voor precariobelasting op nutsnetwerken. Aan die eis voldeed de belastingverordening van Uitgeest niet. De aanslag over 2017 is door het hof verminderd.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Uitnodiging zitting niet correct verzonden

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag vernietigd. Voor het hof was in geschil of de zaak teruggewezen moest worden naar de rechtbank. De belanghebbende was niet ter zitting van de rechtbank verschenen omdat zij de uitnodiging voor de zitting niet zou hebben ontvangen. Het hof heeft aan het dossier van de rechtbank ontleend dat de uitnodiging voor de zitting tijdig aangetekend is verzonden naar het adres van de belanghebbende. Het dossier bevatte een e-mail van PostNL waarin is bevestigd dat de uitnodiging op dat adres is bezorgd.

Het door PostNL vervaardigde document van bezorging van de uitnodiging voor de zitting vermeldt een ander adres dan het adres van de belanghebbende. Het oordeel van het hof, dat de uitnodiging tijdig en op regelmatige wijze op het adres van de belanghebbende is aangeboden, is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar de rechtbank.


Lees meer  
 

Douane en Accijnzen

 

Wijziging Uitvoeringsregeling accijns

De staatssecretaris van Financiën heeft de Uitvoeringsregeling accijns gewijzigd in verband met de implementatie van de horizontale accijnsrichtlijn (EU) 2020/262 en de richtlijn alcoholaccijns (EU) 2020/1151. De belangrijkste aanpassingen worden hierna beschreven.

De Horizontale accijnsrichtlijn 2020 zorgt voor automatisering van de procedure voor de overbrenging van tot verbruik uitgeslagen accijnsgoederen binnen de EU, die voor commerciële doeleinden worden geleverd. Dit gebeurt door uitbreiding van het bestaande geautomatiseerde systeem. In de Wet op de accijns zijn twee nieuwe rollen geïntroduceerd voor de marktdeelnemers: de gecertificeerde afzender en de gecertificeerde geadresseerde. In de Uitvoeringsregeling accijns worden nadere regels gesteld waaraan de nieuwe marktdeelnemers moeten voldoen ten aanzien van zekerheid stellen voor mogelijk verschuldigde accijns en bij het verlies van veraccijnsde goederen tijdens de overbrenging.

De term ‘vervaardigen’ van accijnsgoederen uit een eerdere accijnsrichtlijn is vervangen door ‘produceren of verwerken’ van accijnsgoederen.

De Wet op de Accijns kent vier accijnstarieven voor bier. Bij de Implementatiewet is bepaald dat de maatstaf van heffing van bieraccijns met ingang van 1 januari 2024 wijzigt naar alcoholgehalte. De nadere regels voor het bepalen van het alcoholgehalte in de Uitvoeringsregeling accijns zijn uitgebreid en aangepast, zodat deze ook op bier kunnen worden toegepast.


Lees meer  
 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.