Nieuwsbrief 7 oktober 2022

Algemeen

Kamerbrief aanpak witwassen
De ministers van Financiën en van Justitie en Veiligheid hebben een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over verbetering van de aanpak van witwassen. Volgens de ministers is een fundamentele herziening van de huidige aanpak niet nodig. 

Een van de uitgangspunten bij de aanpak van witwassen is dat instellingen als banken en financiële dienstverleners de risico’s van witwassen dienen te matigen door middel van klantonderzoek en het monitoren van transacties. Een ander uitgangspunt is dat de aanpak van witwassen risico gebaseerd is. De meeste aandacht gaat uit naar het aanpakken van de grootste witwasrisico’s.

Het kabinet wil onder meer het toezicht op niet-financiële instellingen verbeteren en regels introduceren voor niet-financiële instellingen voor de naleving van sancties, waaronder een meldplicht en toezicht daarop. Het kabinet gaat speciale aandacht geven aan illegale financiële dienstverlening, zoals ondergronds bankieren en illegale trustdienstverlening.

Hoewel de strafrechtelijke aanpak van witwassen positief wordt beoordeeld, geldt dit niet voor de hoogte van de opgelegde straffen in zaken met witwassen. Het Openbaar Ministerie (OM) zal de in 2021 herziene strafvorderingsrichtlijn witwassen onder de aandacht brengen van de officieren van justitie.

De afgelopen tijd zijn er regelmatig signalen gekomen over klanten die geen of beperkte toegang tot het betalingsverkeer krijgen vanwege witwasrisico’s. Onder andere autohandelaren, verenigingen en stichtingen, sekswerkers en professionele voetbalclubs worden geweigerd door banken op basis van een sectorbreed witwasrisico. De afweging om een klant te weigeren hoort individueel plaats te vinden. Of het beleid tegen witwassen effectief is, is lastig vast te stellen omdat beleidsdoelen niet specifiek en meetbaar worden geformuleerd. Het kabinet wil relevante statistieken bijhouden en publiceren en onderzoeken hoe daaruit bruikbare conclusies getrokken kunnen worden.


Lees meer  
 

Details prijsplafond energie kleinverbruikers
Het kabinet heeft de details van het prijsplafond op energie voor huishoudens en kleinverbruikers bekend gemaakt. Het maximale tarief voor gas bedraagt € 1,45 per m3 tot een verbruik van 1.200 m3. Voor elektriciteit wordt het maximale tarief € 0,40 per kWh tot een verbruik van 2.900 kWh. Eerder is een tarief van € 0,70 per kWh genoemd als prijsplafond. Dat zou gelden tot een verbruik van 2.400 kWh. Voor het energieverbruik boven het plafond gelden de tarieven volgens het energiecontract. De regeling gaat in per 1 januari 2023. Voor november en december van 2022 ontvangen huishoudens een vaste korting op de energierekening van € 190 per maand.

In 2021 was het gemiddelde verbruik van een huishouden volgens gegevens van het CBS 1.200 m3 gas en 2.460 kWh elektriciteit.

Het prijsplafond gaat niet alleen gelden voor huishoudens, maar ook voor andere kleinverbruikers.

Voor huishoudens, die zijn aangesloten op een warmtenet, komt er een prijsplafond van € 47,39 per gigajoule warmte. Tot welk verbruik het prijsplafond geldt en wat de verdere details van de regeling zijn voor warmtenetten wordt nog uitgewerkt. Alternatieven voor de ondersteuning van huishoudens met blokverwarming worden nog onderzocht.


Lees meer  
 

Belastingplan

Nota van wijziging Belastingplan 2023
De staatssecretaris van Financiën heeft een nota van wijziging op het Belastingplan 2023 ingediend. De nota van wijziging is al in de aanbiedingsbrief van het Belastingplan aangekondigd. Deze nota bevat maatregelen uit de augustusbesluitvorming die niet tijdig voor het aanvragen van advies van de Raad van State waren afgerond.

Het gaat om de volgende maatregelen:

  1. Een wijziging van de Mijnbouwwet vanwege de tijdelijke verhoging van de cijns;
  2. De afschaffing van de doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling;
  3. De verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling;
  4. De begrenzing van de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting; en
  5. De duurzame ontwikkeling van Caribisch Nederland.

De staatssecretaris kondigt verder aan dat het kabinet nog voor de zomer van 2023 komt met een voorstel om negatief geëvalueerde fiscale regelingen af te afschaffen of te vereenvoudigen.

De doelmatigheidsmarge in de gebruikelijkloonregeling bedraagt 75%. Dat houdt in dat het loon van een werknemer op wie de regeling van toepassing is, ten minste 75% dient te bedragen van het loon dat in de meest vergelijkbare dienstbetrekking wordt verdiend door iemand zonder aanmerkelijk belang in de vennootschap waarvoor hij werkt.

De vrije ruimte in de werkkostenregeling bedraagt 1,7% van de fiscale loonsom van de onderneming tot een bedrag van € 400.000. Met ingang van 1 januari 2023 wordt dit verhoogd tot 1,92%. Binnen de vrije ruimte kunnen werkgevers aangewezen vergoedingen en verstrekkingen onbelast doen aan hun werknemers.

De aftrek van periodieke giften wordt beperkt tot een bedrag van € 250.000 per jaar. De beperking van de aftrek geldt met terugwerkende kracht tot 4 oktober 2022 om 16.00 uur.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

Afwijkende winstverdeling hersteld

De vennoten in een personenvennootschap kunnen zelf bepalen hoe zij de winst onderling verdelen. Vaak wordt gekozen voor een vergoeding voor het ingebrachte kapitaal en een beloning voor de verrichte arbeid. Daarna wordt de resterende winst verdeeld in een vaste verhouding. De arbeidsbeloningen vormen geen kosten van de personenvennootschap en beïnvloeden het resultaat niet.

De vraag in een procedure voor de rechtbank was of aan een van de vennoten een arbeidsbeloning kan worden toegekend die hoger is dan de door de maatschap te verdelen winst. De winst van de maatschap bedroeg na aftrek van een rentevergoeding over het ingebrachte kapitaal nog geen € 4.000. De toegekende arbeidsvergoeding voor een van de vennoten bedroeg € 30.000. Dat zou resulteren in een verlies voor de andere vennoot.

Volgens de rechtbank kan alleen de daadwerkelijk gerealiseerde winst belast worden. In het verlengde daarvan geldt dat alleen een daadwerkelijk gerealiseerd verlies in aanmerking kan worden genomen. Of de overeengekomen arbeidsvergoeding zakelijk was, heeft de rechtbank niet onderzocht omdat de uitkomst daarvan geen gevolgen heeft voor het oordeel van de rechtbank.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

Overeenkomst als factuur

Ondernemers kunnen de btw, die door andere ondernemers op een factuur in rekening is gebracht, in aftrek brengen. Het recht op aftrek is beperkt tot het gebruik van de afgenomen goederen en diensten voor belaste prestaties. De Europese btw-richtlijn bevat voorschriften waaraan een factuur moet voldoen.

Het Hof van Justitie EU heeft een arrest gewezen over de vraag of een sale-and-leasebackovereenkomst kan worden aangemerkt als een factuur. Dient de overeenkomst alle in de btw-richtlijn 2006 voorgeschreven vermeldingen voor een factuur te bevatten? Zo nee, welke vermeldingen zijn voldoende om een recht op aftrek voor de afnemer te laten ontstaan? Is vereist dat uit de overeenkomst uitdrukkelijk blijkt dat de partijen deze overeenkomst wilden gelijkstellen aan een factuur voor een bepaalde handeling? 

Het beginsel van neutraliteit van de btw brengt mee dat aftrek van voorbelasting wordt toegestaan als aan de materiële voorwaarden is voldaan. De belastingplichtige hoeft niet te voldoen aan alle formele voorwaarden. Eerder heeft het Hof van Justitie EU geoordeeld dat de belastingdienst het recht op aftrek van voorbelasting niet mag weigeren wanneer de belastingdienst over de nodige gegevens beschikt om vast te stellen dat is voldaan aan de materiële voorwaarden. Volgens het Hof van Justitie EU geldt dit ongeacht of de btw is vermeld op een document dat het opschrift factuur draagt of op een ander document, zoals een door de partijen gesloten overeenkomst.

Om als factuur te kunnen worden erkend, moet een document ten eerste de btw vermelden en ten tweede de informatie bevatten die nodig is voor de belastingdienst om vast te stellen of is voldaan aan de materiële voorwaarden voor het recht op btw-aftrek. De wil van partijen om een document aan te merken als factuur hoeft niet uit het document te blijken.

In de procedure die de aanleiding voor de prejudiciele vragen vormde, was in een sale-and-leaseback-overeenkomst wel het bedrag van de btw maar niet het tarief vermeld. De lokale rechter dient na te gaan of dat tarief uit die overeenkomst kan worden afgeleid.


Lees meer  
 

Subsidies

Ondersteuningsregeling energiekosten aangekondigd voor energie-intensieve mkb
De minister van EZK heeft een ondersteuningsregeling voor de hoge energiekosten aangekondigd voor het energie-intensieve mkb. Deze Tegemoetkoming Energiekostenregeling (TEK) is gebaseerd op het energieverbruik en de omzet van een ondernemer. De compensatie bestaat uit een deel van de kostenstijging dit jaar en van volgend jaar. Deze wordt berekend door een nog te bepalen percentage van de stijging van de energieprijs (gas en elektra) te vermenigvuldigen met het energieverbruik van de ondernemer. Er geldt een nog vast te stellen maximum per onderneming (subsidieplafond).

De voorwaarden van de TEK en de doelgroep, het budget, de percentages en de maximale steun per onderneming worden op korte termijn bekendgemaakt. Vanwege de Europese staatssteunregels moet de Europese Commissie de regeling goedkeuren. Daarop vooruitlopend komt er vanaf november een tijdelijke maatregel om de bedrijfslasten te verlagen.

Kleinere kantoren en zzp’ers kunnen gebruik maken van het tijdelijke prijsplafond, de kleinverbruikersregeling.


Lees meer  
 

Overige heffingen

Wetsvoorstel afbouw van salderingsregeling kleinverbruikers
De minister voor Klimaat en Energie heeft een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel, dat de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers regelt, ingediend. De nota is aangekondigd in de beantwoording van Kamervragen. In het wetsvoorstel wordt opgenomen dat saldering van aan het net geleverde en aan het net onttrokken stroom plaatsvindt per jaar. De saldering vindt plaats met een percentage van de aan het net geleverde stroom. Tot en met 2024 bedraagt dat percentage 100. In 2025 en 2026 bedraagt het percentage 64. Voor het deel van de stroom, dat niet gesaldeerd kan worden, ontvangt de kleinverbruiker een redelijke vergoeding. In het wetsvoorstel wordt opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld kunnen worden over de hoogte en de berekening van de redelijke vergoeding. Die regels kunnen ook betrekking hebben op de berekening van de leveringskosten.

Bij voortijdige beëindiging van de leveringsovereenkomst vindt de berekening van de leveringskosten plaats over het deel van het jaar waar de overeenkomst betrekking op heeft. Als de overeenkomst binnen een factuurjaar wordt opgezegd en de opvolgende overeenkomst bij dezelfde leverancier wordt afgesloten, wordt gesaldeerd over het factuurjaar.


Lees meer  
 

Invordering

Verruiming betaalpauze betalingsregeling (corona)belastingschuld
De Tweede Kamer heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een motie aangenomen over de versoepeling van de betalingsregeling (corona)belastingschuld. De versoepeling houdt in dat ondernemers de mogelijkheid krijgen van een betaalpauze van drie maanden voordat zij moeten beginnen met aflossen. De strekking van deze motie is de verlenging van de betaalpauze naar zes maanden. De staatssecretaris van Financiën schrijft in een brief aan de Kamer dat ondernemers met belastinguitstel op verzoek eenmalig een betaalpauze van maximaal zes maanden kunnen krijgen. De ondernemer dient in zijn verzoek duidelijk te maken dat hij aflossingsproblemen heeft. Als voorwaarde voor de betaalpauze geldt dat de ondernemer zijn betalingsverplichtingen jegens de Belastingdienst vanaf 1 april is nagekomen.


Lees meer  
 

Formeel recht

Boete wegens niet doen van aangifte
Op grond van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen kan de inspecteur een boete opleggen aan een belastingplichtige die opzettelijk geen aangifte heeft gedaan voor een belasting die bij wege van aanslag wordt geheven.

Er is pas sprake van het niet doen van aangifte nadat de betrokkene: 

  1. is uitgenodigd tot het doen van aangifte, 
  2. de termijn daartoe heeft laten verstrijken, en
  3. de aangifte ook na aanmaning door de inspecteur niet heeft ingediend.

Dit betekent dat de inspecteur geen vergrijpboete voor het niet doen van aangifte kan opleggen als hij de betrokkene niet eerst op de voorgeschreven wijze heeft aangemaand om aangifte te doen. Volgens de Hoge Raad is dat ook niet mogelijk als de betrokkene wist dat hij verplicht was om aangifte te doen en hij de aangifte opzettelijk niet heeft gedaan binnen de termijn die is gesteld in de uitnodiging tot het doen van aangifte.


Lees meer  
 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.