Nieuwsbrief 23 januari 2025

Ondernemingswinst

Gerechtshof corrigeert onredelijke schatting van inspecteur

Een ondernemer exploiteert huurrechten met betrekking tot panden. Dit houdt in dat hij panden huurt en deze vervolgens onderverhuurt. Daarnaast is hij betrokken bij het innen van huurpenningen en het beheer van de verhuurde woningen. Voor dit laatste heeft hij een mondelinge overeenkomst gesloten met een tussenpersoon, die namens hem de huurpenningen int en afdraagt, huurovereenkomsten opstelt en bemiddelt bij de exploitatie en het beheer van de panden.

De inspecteur van de Belastingdienst is van mening dat de tussenpersoon niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De aangegeven winst uit onderneming is aanzienlijk lager dan de werkelijke winst, gebaseerd op een theoretische winstberekening. Hij legt een navorderingsaanslag op, waarin hij de winst uit onderneming verhoogt. De berekening baseert hij op huurbetalingen en -ontvangsten via de bankrekening en ervan uitgaande dat een deel van de huurtransacties in contanten plaatsvindt. De inspecteur betwist de stelling van de tussenpersoon dat een deel van de inkomsten niet aan hem toerekenbaar is en dat er te weinig bedrijfskosten in aanmerking worden genomen.

In hoger beroep oordeelt Hof Den Haag dat de inspecteur geen redelijke schatting heeft gemaakt van de winst uit onderneming. Het hof vindt het onredelijk dat de inspecteur geen rekening houdt met het aandeel van de ondernemer in de winst. De panden staan op zijn naam en er is een mondelinge overeenkomst met de tussenpersoon. Het hof stelt de winst uit onderneming in goede justitie vast en vermindert de navorderingsaanslag.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

Aangifte is impliciet verzoek om doorschuiven verkrijgingsprijs

Een zoon erft in 2011 de helft van de aandelen van een bv van zijn moeder. In de aangifte inkomstenbelasting van moeder over 2011 is destijds geen (fictief) vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang vermeld. Ook is er geen schriftelijk verzoek tot doorschuiven van de verkrijgingsprijs gedaan door de vertegenwoordiger van de moeder en de zoon.

In 2020 wordt de vennootschap ontbonden en vereffend. De zoon doet aangifte inkomstenbelasting en vermeldt als verkrijgingsprijs de helft van de waarde van de aandelen op het moment van overlijden van zijn moeder. De inspecteur wijkt hiervan af en stelt dat de verkrijgingsprijs van de moeder destijds is doorgeschoven naar de zoon.

De rechtbank oordeelt dat de aangifte inkomstenbelasting van de moeder over 2011 een impliciet verzoek om doorschuiven van de verkrijgingsprijs is. In deze aangifte is immers geen vervreemdingsvoordeel aangegeven. Omdat de zoon de aangifte van zijn moeder heeft ondertekend, geldt dat hij zowel namens zijn moeder als zichzelf om doorschuiven heeft verzocht.

De rechtbank verwerpt het argument van de zoon dat alle erfgenamen een schriftelijk verzoek om doorschuiving hadden moeten doen. De wet biedt iedere verkrijger afzonderlijk de mogelijkheid om te verzoeken om doorschuiven van de verkrijgingsprijs.


Lees meer  
 

Onjuiste verrekening VA? Belastingrechter niet bevoegd

Een belastingplichtige krijgt in 2021 een voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting. Deze teruggaaf wordt in 2023 verrekend met de definitieve aanslag. Volgens de belastingplichtige is deze verrekening niet goed gegaan. Het totaal te ontvangen bedrag, zoals vermeld op de voorlopige aanslag, komt niet overeen met de bedragen die hij daadwerkelijk heeft ontvangen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De belastingrechter is niet bevoegd om te oordelen over de stelling dat de voorlopige aanslag niet overeen zou komen met het bedrag dat daadwerkelijk werd ontvangen. Geschillen over de invordering van belastingen (waaronder teruggaaf en/of verrekening) vallen onder de bevoegdheid van de burgerlijke rechter.


Lees meer  
 

Voordeel voor distributeur objectief te verwachten

Volgens vaste jurisprudentie worden aan een bron van inkomen drie eisen gesteld. Er moet sprake zijn van deelname aan het economisch verkeer, met het subjectieve oogmerk om voordeel te behalen en de objectieve verwachting dat het voordeel kan worden behaald. Of een dergelijke voordeelsverwachting bestaat, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen daarbij in aanmerking worden genomen. De bewijslast voor een bron van inkomen rust op de inspecteur.

In een procedure over de aanslag inkomstenbelasting, die is opgelegd aan iemand die als distributeur werkzaamheden verricht voor een multilevelmarketingorganisatie, was in geschil of aan de eis van de objectieve voordeelsverwachting is voldaan. Een distributeur ontvangt een bonus voor de verkoop van producten door hemzelf en door zijn sub-distributeurs en voor het aanbrengen van een nieuwe distributeur of sub-distributeur.

Hof Den Haag is van oordeel dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat er een bron van inkomen was in de jaren 2014 tot en met 2016. De distributeur ontving aanzienlijke bedragen van de organisatie. De verkoop van producten en de hoogte van de bonussen zijn in de betreffende jaren toegenomen. Omdat de distributeur inkomsten verkreeg voor verkoop binnen zijn netwerk van sub-distributeurs en klanten en voor het door hemzelf of zijn sub-distributeurs behalen van vastgelegde targets, waren de inkomsten redelijkerwijs te verwachten. Dat de hoogte van deze inkomsten onzeker was, maakt dit niet anders, aldus het hof.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de distributeur zonder nadere motivering ongegrond verklaard.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

Territoriale beperking fiscale eenheid omzetbelasting

Van een Nederlandse fiscale eenheid voor de omzetbelasting kunnen alleen in Nederland gevestigde ondernemers deel uitmaken. Voor een internationaal concern betekent dit dat onderlinge dienstverlening tussen concernvennootschappen binnen Nederland buiten de heffing van omzetbelasting blijft. De diensten van buitenlandse concernvennootschappen aan Nederlandse concernvennootschapen worden volgens de normale regels in de heffing van omzetbelasting betrokken.

De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen over de vraag of de territoriale beperking van de fiscale eenheid voor de omzetbelasting in strijd is met in het Unierecht verankerde verkeersvrijheden. Het financiële belang van deze zaak was erin gelegen dat de fiscale eenheid de omzetbelasting, die zij is verschuldigd over de diensten van de buitenlandse concernvennootschappen, slechts in beperkte mate in aftrek kon brengen.

Hof Den Haag had eerder in de procedure geoordeeld dat de in de btw-richtlijn 2006 neergelegde territoriale begrenzing van de fiscale eenheid tot in één lidstaat gevestigde rechtspersonen niet in strijd is met de in het Verdrag betreffende de Werking van de EU opgenomen vrijheid van vestiging. Dat betekent naar het oordeel van het hof dat de fiscale eenheid terecht omzetbelasting op aangifte heeft voldaan ter zake van de door de buitenlandse concernvennootschappen verrichte diensten.

De Hoge Raad is van oordeel dat de territoriale beperking geen verboden belemmering van de verkeersvrijheden oplevert. Deze beperking is niet slechts een element van het btw-groepsregime, maar vormt een wezenlijk onderdeel daarvan.


Lees meer  
 

Overige heffingen

WOZ: Vergelijkingsobjecten uit andere dorpskern bruikbaar

Een woningeigenaar is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn woning. De woningeigenaar vindt onder meer dat de vergelijkingsobjecten niet bruikbaar zijn, omdat die in een andere kern zijn gelegen. De heffingsambtenaar van de gemeente is het daar niet mee eens. Hij wijst erop dat het vinden van voldoende goed vergelijkbare referenties in een klein dorp niet mogelijk is. Om die reden heeft hij ook naar andere kernen van de gemeente gekeken. 

De rechtbank kan dat volgen en acht deze vergelijkingsobjecten, gelet op dit verder niet weersproken betoog van de heffingsambtenaar, voldoende vergelijkbaar met de woning.


Lees meer  

 

Inkomstenbelasting

Muziekproductie ondanks fiscale winst geen bron van inkomen

Een belastingplichtige die elektronische muziek produceert, komt in conflict met de Belastingdienst over de aftrek van verliezen uit zijn muziekactiviteiten. De inspecteur stelt dat deze activiteiten niet als een bron van inkomen kwalificeren voor de inkomstenbelasting. Hij legt definitieve aanslagen op, waarbij hij de verliezen uit de muziekactiviteiten niet accepteert.

Bron van inkomen
Voor de kwalificatie als bron van inkomen moet aan drie voorwaarden worden voldaan: deelname aan het economisch verkeer, het oogmerk om voordeel te behalen en de mogelijkheid om redelijkerwijs voordeel te verwachten. De Belastingdienst zit wat dat betreft in een riante positie. De inspecteur hoeft immers pas later te beslissen. Als er dan inmiddels winst is, zal de inspecteur niet moeilijk doen. Is er nog steeds verlies, dan moet worden beoordeeld of redelijkerwijs verwacht kan worden dat de activiteit in de toekomst positieve opbrengsten zal opleveren.

Standpunt van de muziekproducent 
De muziekproducent stelt dat zijn activiteiten wel degelijk een bron van inkomen vormen. Hij wijst op zijn professionele aanpak met logo's, websites en visitekaartjes. Ook stelt hij dat de investeringen die hij heeft gedaan voor hobbymatig gebruik geen nut hebben. Zo kan hij de licht- en geluidsapparatuur niet in zijn woning gebruiken vanwege de grootte van zijn appartement. Daarnaast wijst hij erop dat zijn resultaten volgens het businessplan verlopen en een stijgende lijn laten zien. Een periode van twee jaar is volgens hem te kort om te beoordelen of sprake is van een bron van inkomen in de creatieve sector.

Standpunt van de inspecteur
De inspecteur stelt dat de activiteiten geen bron van inkomen vormen, omdat redelijkerwijs geen voordeel kan worden verwacht. Hij wijst op de negatieve resultaten en stelt dat de latere kleine winsten alleen ontstaan door het gebruik van fiscale faciliteiten zoals willekeurige afschrijving. Bij een normale afschrijving zou in alle jaren verlies zijn geleden. Het businessplan is volgens hem te optimistisch. De werkelijke omzet is veel lager.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een bron van inkomen. Zij baseert dit op de lage omzetten en het totale verlies over de periode 2015-2022. Voor de beoordeling moet volgens de rechtbank worden gekeken naar het bedrijfseconomische resultaat, zonder fiscale faciliteiten. Het businessplan biedt onvoldoende onderbouwing, omdat dit is gebaseerd op algemene markttrends zonder specifiek onderzoek naar de beoogde nichemarkt. De activiteiten worden daarom aangemerkt als inkomensbesteding en niet als inkomensverwerving.

Tip
Zorg voor een gedegen onderbouwing van de voordeelsverwachting, waar mogelijk met specifiek marktonderzoek. De Belastingdienst kijkt bij het beoordelen of sprake is van een bron van inkomen kritisch naar het bedrijfseconomische resultaat, los van fiscale faciliteiten. Tijdig handelen is cruciaal. De Belastingdienst heeft drie jaar de tijd om een definitieve aanslag op te leggen, te verlengen met eventueel verleend uitstel voor het doen van aangifte.
 


Lees meer  
 

Omzetbelasting

Opdrachtgever of eigenbouwer voor de btw?

Bij een vastgoedbedrijf heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar de renovatie van woningen. De inspecteur legt naheffingsaanslagen omzetbelasting op inclusief vergrijpboetes. Volgens de inspecteur is het bedrijf een 'eigenbouwer' en had het daarom de verleggingsregeling moeten toepassen bij de renovaties. Het vastgoedbedrijf is het hier niet mee eens en gaat in beroep. De vraag is of het vastgoedbedrijf terecht als eigenbouwer wordt aangemerkt.

Wat is een eigenbouwer?
Een eigenbouwer is iemand die bouwwerkzaamheden uitvoert in de normale uitoefening van zijn bedrijf, zonder daartoe van een opdrachtgever opdracht te hebben gekregen. Het is niet vereist dat het bedrijf de werkzaamheden zelf uitvoert, maar wel dat het de algehele leiding heeft over het bouwproces. De eigenbouwer moet betrokken zijn bij bouwkundige vragen en problemen die rijzen bij de uitvoering, waarbij de leiding betrekking moet hebben op het werk in eigenlijke zin. Dit onderscheidt de eigenbouwer van een gewone opdrachtgever.

Standpunt van het vastgoedbedrijf
Het vastgoedbedrijf stelt dat het niet als eigenbouwer kan worden aangemerkt. Ze werkt met een standaardconcept, waarbij de uitvoering wordt overgelaten aan de aannemer. Voor bouwkundige vragen en controle wordt een externe bouwbegeleider ingeschakeld. Het bedrijf beschikt zelf niet over technische bouwkennis en heeft slechts de rol van opdrachtgever.

Standpunt van de inspecteur 
De inspecteur meent dat het vastgoedbedrijf kwalificeert als eigenbouwer op basis van drie hoofdargumenten. Ten eerste wijst de inspecteurop de intensieve betrokkenheid bij de voorfase van het bouwproces: het bedrijf voert zelf besprekingen met architecten en is direct betrokken bij vergunningaanvragen. Ten tweede stelt de inspecteur dat het vastgoedbedrijf door de vele renovaties de technische en organisatorische kennis heeft opgebouwd om het bouwproces te kunnen leiden. Ten derde concludeert de inspecteur uit de beperkte tijdsbesteding van de bouwbegeleider dat het vastgoedbedrijf zelf intensief bij de bouwwerkzaamheden betrokken moet zijn geweest. Daarnaast wijst de inspecteur op aanvullende indicaties zoals de summiere offertes van aannemers, het feit dat het vastgoedbedrijf garanties geeft op installaties en afwerking en dat klachten eerst bij het vastgoedbedrijf binnenkomen.

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de argumenten van de inspecteur in twee categorieën verdeeld: enerzijds de activiteiten vóór de bouw (zoals overleg met architecten en vergunningaanvragen) en anderzijds de activiteiten na de bouw (zoals garanties en klachtenafhandeling). De rechtbank oordeelt dat beide soorten activiteiten geen bewijs vormen voor leiding over het eigenlijke bouwproces. Wat betreft de daadwerkelijke bouwwerkzaamheden acht de rechtbank het aannemelijk dat het vastgoedbedrijf, door haar werkwijze met een standaardconcept, de uitvoering grotendeels kon overlaten aan de aannemer. Hierdoor kon niet worden bewezen dat de betrokkenheid "in betekende mate verder ging dan die van een 'gewone' opdrachtgever" en werden de naheffingsaanslagen vernietigd.

Tip
Deze zaak toont aan dat de grens tussen opdrachtgever en eigenbouwer niet altijd duidelijk is, maar wel grote fiscale gevolgen kan hebben door de verleggingsregeling in de btw.


Lees meer  
 

Aannemer mag vertrouwen op toezegging over btw-aftrek

Rechtbank Den Haag heeft uitspraak gedaan in een zaak waarin een aannemer naheffingsaanslagen omzetbelasting en een vergrijpboete opgelegd had gekregen. De aannemer schakelde onderaannemers in die aanzienlijke btw-bedragen niet hadden aangegeven of onterecht hadden teruggevraagd. De Belastingdienst voerde in 2014 een boekenonderzoek uit en gaf aan dat de door de aannemer geclaimde btw onder voorwaarden geaccepteerd werd. In 2017 volgde een nieuw onderzoek, waarna alsnog naheffingsaanslagen en een boete werden opgelegd.

De aannemer voerde aan dat er bij haar een gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt op basis van het eerdere onderzoek en de toezegging dat de verleggingsregeling buiten toepassing mocht worden gelaten voor de bedragen die tot de datum van het rapport door onderaannemers aan eiseres in rekening waren gebracht.

De Belastingdienst voerde nog aan dat Unierecht dit vertrouwen niet zou beschermen, maar de rechtbank wees dat argument van de hand. Volgens de rechtbank mocht de aannemer vertrouwen op de eerdere toezeggingen en was er geen sprake van een situatie waarin de wetgeving dermate werd geschonden dat het vertrouwen niet mocht worden gehonoreerd.


Lees meer  
 

Successiewet

Kwijtschelding schuld ex-partner is belaste schenking

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep beoordeeld van een belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag schenkbelasting. De kern van het geschil betrof de kwijtschelding van een schuld door de ex-echtgenote van de belanghebbende, die door de inspecteur als een belastbare schenking wordt beschouwd.

De rechtbank oordeelt dat de kwijtschelding inderdaad als een schenking kwalificeert, omdat de ex-echtgenote de schuld uit vrijgevigheid heeft kwijtgescholden. De rechtbank acht aannemelijk dat de ex-echtgenote bewust de belanghebbende wilde bevoordelen en dat deze wil tot bevoordeling aanwezig was. De argumenten van de belanghebbende dat de kwijtschelding voortkwam uit een morele verplichting om de continuïteit van de onderneming te waarborgen, worden door de rechtbank verworpen. Er is onvoldoende bewijs geleverd dat er sprake was van een natuurlijke verbintenis die de kwijtschelding zou rechtvaardigen.


Lees meer  
 

Internationaal

Plaatsingspremie voetballer: recht op voorkoming dubbele belasting?

De toerekening van vergoedingen aan verschillende landen kan complex zijn en heeft grote fiscale gevolgen. De gekozen methode hangt af van de aard van de vergoeding. Zo moest de rechter er onlangs aan te pas komen om de vraag te beantwoorden welk deel van de plaatsingspremie van een profvoetballer aan de buitenlandse wedstrijd moet worden toegerekend. 

Plaatsingspremie
Een plaatsingspremie is een vergoeding die wordt uitbetaald wanneer een voetbalclub zich plaatst voor de volgende ronde in een toernooi. In Europese toernooien wordt deze volgende ronde behaald op basis van het resultaat over twee wedstrijden: een thuiswedstrijd en een uitwedstrijd.

Standpunt van de voetballer
De voetballer stelt dat driekwart van de plaatsingspremie moet worden toegerekend aan het buitenland. Hij baseert dit op een tijdsevenredige toerekening: de voorbereiding en het spelen van de uitwedstrijd besloeg drie dagen, terwijl voor de thuiswedstrijd slechts één dag nodig was. Volgens deze berekening zou hij voor driekwart van de premie recht hebben op voorkoming van dubbele belasting.

Standpunt van de inspecteur
De inspecteur meent dat directe toerekening van de plaatsingspremie mogelijk is. Omdat plaatsing wordt bepaald over twee wedstrijden samen, moet volgens hem de vergoeding gelijk worden verdeeld tussen de thuis- en de uitwedstrijd. Het is daarbij niet relevant welke wedstrijd gewonnen of verloren is.  

Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de plaatsingspremie rechtstreeks moet worden toegerekend aan de landen waar de wedstrijden zijn gespeeld. Deze methode is passend, gezien de aard van de vergoeding: de premie wordt alleen uitbetaald bij plaatsing voor de volgende ronde, die wordt bepaald over twee wedstrijden samen. Daarom moet de premie voor de helft worden toegerekend aan de uitwedstrijd. De rechtbank komt niet toe aan tijdsevenredige toerekening, omdat rechtstreekse toerekening mogelijk is. Het beroep wordt ongegrond verklaard.


Lees meer  
 

Formulier 30%-regeling beschikbaar

Het formulier 'Verzoek 2025 Loonheffingen Expatregeling (30%-regeling)' staat op de site van de Belastingdienst. Met dit formulier kunnen werkgevers aan de Belastingdienst toestemming vragen om gebruik te maken van de 30%-regeling. 

Als een werkgever een werknemer uit het buitenland aanneemt, dan mag hij aan deze werknemer de extra kosten voor het tijdelijke verblijf in Nederland vergoeden. Dit kan door de werkelijke kosten te vergoeden of door gebruik te maken van de 30%-regeling. Als de werknemer daarvoor in aanmerking komt, geeft de Belastingdienst een beschikking af met daarin de ingangs- en uiterlijke einddatum van de regeling. Om vanaf de eerste werkdag gebruik te maken van de 30%-regeling, moet het verzoek binnen vier maanden na de eerste werkdag worden ingediend. Bij een latere indiening kunnen alleen de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast worden vergoed tot aan de ingangsdatum van de beschikking.

Het formulier moet volledig worden ingevuld en samen met de werknemer worden ondertekend. Daarnaast moeten alle benodigde bijlagen bij het verzoek worden gevoegd. Welke bijlagen nodig zijn, wordt duidelijk tijdens het invullen van het formulier. De Belastingdienst neemt het verzoek in behandeling zodra alle benodigde gegevens zijn ontvangen. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek volgt een reactie.


Lees meer  

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.