Nieuwsbrief 20 april 2023

Belastingplan

 

Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2024

De staatssecretaris van Financiën heeft het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2024 ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel bevat een aantal wijzigingen waarvan wenselijk is dat ze per 1 januari 2024 in werking treden. Het betreft onder meer de volgende maatregelen.

Aanpassen definitie zonnecelauto

De verlaagde bijtelling voor een elektrische auto met geïntegreerde zonnepanelen geldt voor de gehele catalogusprijs van de auto. Voorwaarde is dat de zonnepanelen een vermogen hebben van ten minste 1 kilowattpiek. Deze wordt vervangen door de voorwaarde dat het vermogen van de zonnepanelen in wattpiek gedeeld door het verbruik in wattuur per kilometer ten minste 7 is.

Afkoop lijfrente bij arbeidsongeschiktheid

Het is sinds 1 januari 2015 onder voorwaarden toegestaan om bij langdurige arbeidsongeschiktheid een lijfrente af te kopen zonder een bijtelling van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en zonder revisierente. Bij overschrijding van de wettelijke afkoopgrens is over de waarde in het economische verkeer van de volledige afkoop revisierente verschuldigd. In een beleidsbesluit is goedgekeurd dat revisierente alleen verschuldigd is over het bedrag waarmee de afkoopgrens wordt overschreden. Deze goedkeuring wordt in de wet vastgelegd.

Aanpassen giftenaftrek en ANBI-regelgeving

Per 1 januari 2021 zijn aanpassingen aangebracht in de giftenaftrek en de regels voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s). Dit wetsvoorstel omvat verdere aanpassingen. Voor de giftenaftrek wordt bij giften in natura met een waarde in het economische verkeer van meer dan € 10.000 een taxatierapport verplicht. De goedkeuring voor het voortijdig beëindigen van periodieke giften bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid van de schenker wordt opgenomen in de wet. Voorwaarde voor tussentijdse beëindiging van de periodieke gift is dat de schenker niet of nauwelijks invloed mag hebben op de hiervoor genoemde omstandigheden. De ANBI-voorwaarden voor derde landen worden verduidelijkt.

Bezwaartermijn

Zowel voor de IB als voor de Vpb wordt voorgesteld dat de termijn voor het instellen van bezwaar tegen de afwijzing van een verzoek om herziening van een beschikking belastingrente ten minste zes weken bedraagt. Een verzoek om herziening kan worden gedaan tot zes weken na de dag van dagtekening van de definitieve aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend.

Woningwaarde startersvrijstelling

De indexatiebepaling voor de woningwaardegrens van de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt verduidelijkt.

Aftrekbeperking btw voor de horeca

Vooruitlopend op wetgeving is goedgekeurd dat een ondernemer de btw in aftrek mag brengen die aan hem in rekening is gebracht voor het verstrekken van spijzen en dranken. Voorwaarde is dat de ondernemer deze verstrekking niet afneemt als eindverbruiker, maar de spijzen en dranken tegen vergoeding verstrekt aan een ander. Deze goedkeuring wordt opgenomen in de Wet OB 1968.

Verlaagd btw-tarief voor opfok- en opkweekdiensten

Op grond van een sinds 2005 bestaande goedkeuring kan het lage btw-tarief worden toegepast bij het opfokken van dieren en het opkweken van planten, groenten en dergelijke. Deze goedkeuring wordt opgenomen in de wet.

De overige maatregelen betreffen:

  • de codificatie van een goedkeuring in het beleidsbesluit leefvervoer;
  • de afzonderlijke bankvergunning voor groen beleggen;
  • de codificatie van een goedkeuring voor de toepassing van heffingskortingen voor uitgezonden ambtenaren;
  • de uitsluiting van de aftrek van bronbelasting op dividenden voor buitenlandse Vpb-plichtigen met een aanmerkelijk belang;
  • technische aanpassingen met betrekking tot de dividendbelasting en de bronbelasting;
  • de facturering aan grootverbruikers in het kader van de energiebelasting (EB);
  • redactionele wijzigingen in de Wet op de accijns;
  • het aanpassen van de kring belastingplichtigen voor de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken;
  • de ontvlechting van de Belastingdienst, Douane en Toeslagen;
  • een “kan”-bepaling voor het elektronisch berichtenverkeer;
  • het herstel van een onbedoelde onjuistheid met betrekking tot de belastingrente;
  • het aanpassen van het fiscale verschoningsrecht; en
  • een aanpassing van de gewichtscategorieën in de Wet vrachtwagenheffing.


Lees meer  
 

Loonbelasting

 

Toepassing loonkostenvoordeel na overgang onderneming

De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft een conclusie gewijd aan de gevolgen voor de toepassing van het loonkostenvoordeel bij de overgang van een onderneming.

Iemand met een WW-uitkering trad in dienst bij een eenmanszaak. Het UWV heeft een doelgroepverklaring afgegeven voor de toepassing van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer. De onderneming is ingebracht in een bv. Als gevolg van de overgang van de onderneming is de dienstbetrekking van rechtswege voortgezet bij de bv. De bv maakt aanspraak op het LKV voor de betreffende werkneemster. Het geschil betrof de vragen of voldaan is aan het uitkeringsvereiste en aan het geldigheidsvereiste. Aan het uitkeringsvereiste is voldaan als de werkneemster in de kalendermaand voorafgaand aan de dienstbetrekking recht had op een WW-uitkering. Het geldigheidsvereiste heeft betrekking op de aan de werkneemster verstrekte doelgroepverklaring.

Eerder in de procedure heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de bv recht heeft op het LKV. Het moment van indiensttreding bij de eenmanszaak geldt als de aanvang van de dienstbetrekking van de bv. Dat de doelgroepverklaring de eenmanszaak als werkgever vermeldt, doet niet af aan de geldigheid ervan.

De A-G is van mening dat bij de overgang van een onderneming het moment van indiensttreding bij de overdragende werkgever geldt als de aanvang van de dienstbetrekking. Dat betekent dat het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het uitkeringsvereiste. Verder is de A-G van mening dat er onvoldoende grond is voor de opvatting dat bij de overgang van een onderneming de doelgroepverklaring alleen geldig zou zijn voor de overdragende werkgever. Het hof is uitgegaan van de juiste uitleg van het geldigheidsvereiste.


Lees meer  
 

Gebruikelijk loon lager vastgesteld

Wie werkzaamheden verricht voor een bv waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, dient daarvoor een gebruikelijk loon te ontvangen. In 2018 bedroeg het gebruikelijke loon een bedrag van ten minste € 45.000 tenzij aannemelijk is dat in soortgelijke dienstbetrekkingen een lager loon gebruikelijk was. In dat geval werd het loon gesteld op dat lagere loon. Was in soortgelijke dienstbetrekkingen een hoger loon gebruikelijk, dan gold dat hogere loon als uitgangspunt.

In een procedure voor Hof Den Haag was in geschil of de inspecteur het gebruikelijke loon van een dga in 2018 terecht op € 45.000 heeft vastgesteld. Volgens het hof heeft de dga met de overgelegde jaarstukken en aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2015 tot en met 2021 aangetoond dat het gebruikelijk loon op een lager bedrag moet worden vastgesteld. Het loon kan lager liggen dan het normbedrag vanwege een slechte financiële positie van de bv als de verlaging van het loon voortvloeit uit het waarborgen van de continuïteit van de onderneming. De bv heeft in de jaren 2015 tot en met 2021 gemiddeld genomen zeer bescheiden winsten behaald. De bv had in alle jaren een negatief ondernemingsvermogen en een forse schuld aan de dga. De continuïteit zou in gevaar komen als in 2018 een gebruikelijk loon van € 45.000 in aanmerking zou worden genomen. Dat betekent niet dat helemaal geen loon in aanmerking hoeft te worden genomen. Zowel de aangifte IB/PVV 2018 van de dga als de aangifte Vpb 2018 van de bv vermeldt een bedrag aan loon respectievelijk personeelskosten. Het hof heeft het gebruikelijke loon conform de ingediende aangifte IB/PVV 2018 vastgesteld op € 10.240.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

 

Wijziging besluit aftrek giften

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit over de aftrek van giften en ANBI’s gewijzigd. Aan het besluit zijn twee onderdelen toegevoegd.

Het eerste onderdeel betreft periodieke giften. Voor het in aanmerking nemen van een periodieke gift dienen de uitkeringen of verstrekkingen in vijf opeenvolgende kalenderjaren te worden gedaan. Het maakt het niet uit op welke datum de uitkeringen of verstrekkingen in een jaar worden gedaan. Dit onderdeel is gebaseerd op een redelijke uitleg van de wet.

Het tweede onderdeel bepaalt wanneer een beroep kan worden gedaan op een arrest van de Hoge Raad over een periodieke gift, die afhankelijk is van meer levens. Volgens dat arrest is ongeacht de sterftekans voldaan aan het vereiste risico-element als in de akte van schenking de verplichting is opgenomen om gedurende ten minste vijf kalenderjaren uitkeringen te doen. Het arrest is gewezen op 7 oktober 2022. Ambtshalve vermindering van aanslagen, die op die datum onherroepelijk vaststonden, met een beroep op het arrestis niet mogelijk.

Het gewijzigde besluit is op 14 april 2023 in werking getreden.


Lees meer  
 

Wel of geen lucratief belang?

In de Wet IB 2001 wordt als werkzaamheid aangemerkt het houden van een lucratief belang in een vennootschap. Daaronder vallen aandelen in de vennootschap als de voordelen uit de aandelen een beloning vormen voor werkzaamheden van de belastingplichtige. Het moet gaan om aandelen in een vennootschap die verschillende soorten aandelen kent. De aandelen moeten zijn achtergesteld bij de andere soorten aandelen en moeten minder dan 10% van het totale geplaatste aandelenkapitaal uitmaken of een preferentie van ten minste 15% dividend per jaar hebben. Vermogensrechten, die economisch overeenkomen of vergelijkbaar zijn met dergelijke aandelen, vallen ook onder deze regeling.

De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen over de vraag of een aandelenbelang van een werknemer een lucratief belang vormde. De procedure betreft een werknemer, die in het kader van een managementparticipatieplan in 2014 € 630.000 heeft betaald voor certificaten van gewone aandelen. De betaling had voor € 351.900 betrekking op nominaal aandelenkapitaal en voor € 278.100 op agio. Naast gewone aandelen kende de vennootschap verschillende soorten cumulatief preferente aandelen. In december 2014 is de totale waarde van de certificaten gedaald naar € 1. De werknemer heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting een negatief resultaat uit een lucratief belang aangegeven. De Belastingdienst heeft de aangifte op dit punt gecorrigeerd.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden vormden de certificaten van aandelen een lucratief belang. De dividendpercentages voor de cumulatief preferente aandelen waren volgens het hof niet onzakelijk. Het hof heeft de certificaten aangemerkt als een lucratief belang vanwege de omvang van het cumulatief preferente aandelenkapitaal. Dat had de werknemer in staat kunnen stellen om met een beperkte investering een rendement te behalen dat in geen verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal en het te lopen risico.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. Anders dan het hof heeft aangenomen, is niet voldoende dat vermogensrechten de mogelijkheid bieden om met een beperkte investering een rendement te behalen dat in geen verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal en het te lopen risico. De wet beperkt de werking van de lucratiefbelangbepaling tot situaties waarin een hefboomeffect van meer dan 1 op 10 is gecreëerd. Zo’n effect is volgens de wetsgeschiedenis aanwezig als bepaalde aandelen een heel beperkt deel van het eigen vermogen van de vennootschap vertegenwoordigen en meer dan evenredig delen in de overwinst.

Bij het aanmerken als lucratief belang van met aandelen vergelijkbare of overeenkomende vermogensrechten heeft de wetgever gedoeld op met elkaar samenhangende vermogenstitels die samen voor een vergelijkbaar hefboomeffect zorgen.

Het hof heeft een te ruime uitleg gegeven aan de regeling. De Hoge Raad heeft de procedure verwezen naar Hof Den Bosch voor verdere behandeling.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

 

Evaluatie laag tarief btw

In opdracht van het Ministerie van Financiën is het verlaagde btw-tarief geëvalueerd. Onderzocht is de mate waarin het verlaagde btw-tarief doeltreffend is en of het verlaagde btw-tarief doelmatig is. De onderzoekers concluderen dat het verlaagde btw-tarief leidt tot minder fiscale druk op minder draagkrachtigen. Daarmee is het doeltreffend. De mate waarin de afnemers en niet de verkopers profiteren van het lage tarief verschilt per productgroep en hangt vooral af van de elasticiteit van vraag en aanbod. Doelmatig is het verlaagde tarief niet, omdat meer draagkrachtigen meer profiteren van het verlaagde tarief dan minder draagkrachtigen. Slechts 10% van de ondersteuning komt terecht bij de 20% minst draagkrachtige huishoudens. Om € 1 bij de 10% minst draagkrachtige huishoudens te krijgen moet bijna € 20 worden uitgegeven.

Het verlaagde btw-tarief leidt in bepaalde gevallen tot het ondersteunen van sectoren en is dus deels doeltreffend. Of het verlaagde tarief ook doeltreffend is, hebben de onderzoekers niet kunnen vaststellen.

Het verlaagde btw-tarief leidt in bepaalde gevallen tot meer werkgelegenheid en is deels doeltreffend. Doelmatig is het waarschijnlijk niet omdat de kosten voor het creëren van een baan mogelijk hoger zijn dan het inkomen dat aan deze baan gekoppeld is. Doeltreffend is de regeling voor de werkgelegenheid in de sierteeltsector en mogelijk ook voor bepaalde arbeidsintensieve diensten en de museumsector.

De onderzoekers constateren dat het verlaagde btw-tarief in het algemeen geen doelmatig instrument is om de gestelde doelen te bereiken.

De staatssecretaris van Financiën heeft aangekondigd dat het kabinet voor Prinsjesdag met een inhoudelijke reactie op het evaluatierapport komt.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

 

Onderzoek modernisering regelgeving kinderarbeid

Het ministerie van SZW heeft onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om de wet- en regelgeving voor kinderarbeid te moderniseren. De minister heeft het onderzoeksrapport met haar reactie daarop naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de Arbeidstijdenwet is bepaald dat kinderen van 13 tot 16 jaar onder strikte voorwaarden mogen werken. In de Nadere regeling kinderarbeid zijn de regels voor kinderarbeid uitgewerkt. Voor artistiek werk kan voor kinderen tot 13 jaar ontheffing worden aangevraagd bij de Nederlandse Arbeidsinspectie. De voorwaarden staan in de Beleidsregel inzake ontheffing van verbod van kinderarbeid 2016.

De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn dat wet- en regelgeving voor jonge topsporters en ondernemers minder duidelijk zijn. Bij deze activiteiten speelt de vraag waar de grens tussen hobby en werk ligt. Het is moeilijk om juridisch aan te tonen bij wie de verantwoordelijkheid ligt voor niet toegestane vormen van kinderarbeid. Met het oog op de handhaving dienen de verantwoordelijkheden voor kinderarbeid duidelijk te worden vastgelegd. Wellicht dient een ketenverantwoordelijkheid te worden ingevoerd. De minister onderschrijft in hoofdlijnen de conclusies van het onderzoek.

Er geldt sinds 1 juli 2020 een expliciet verbod op maaltijdbezorging voor kinderen tot 16 jaar. Dat verbod geldt als het kind zelfstandig en op commerciële basis maaltijden bezorgt en daarbij met een voertuig deelneemt aan het verkeer. Dit verbod wordt uitgebreid tot flitsbezorging.

De minister neemt de aanbeveling over om het voor 13-15-jarigen op niet-schooldagen en in niet-schoolweken mogelijk te maken om tot 20.00 uur te werken. Dat geldt ook voor de aanbeveling over werken op zondag. De totale rust- en werktijden op een dag en in de week blijven gelijk. De regels worden gemoderniseerd maar niet versoepeld. Voor 13-14-jarigen zullen strikte voorwaarden worden gesteld aan het werken tot 20.00 uur. Zij mogen alleen op zondag werken als zij de zaterdag ervoor vrij zijn. Kinderen mogen maar een beperkt aantal zondagen werken.

Het onderzoeksrapport bevat de aanbeveling om jonge ondernemers en influencers onder de regels voor artistiek en cultureel werk te laten vallen. De minister wil daarbij rekening houden met de aard van het werk, zoals commerciële belangen en het onderscheid tussen hobby en werk. Voor het nieuwe normenkader is nader onderzoek nodig.


Lees meer  
 

Subsidies

 

Verlenging Borgstelling MKB-kredieten

De minister van EZK heeft besloten dat de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) met vier jaar wordt verlengd tot 1 juli 2027. Dat is gebeurd naar aanleiding van een evaluatie van de regeling. Bij de Borgstelling MKB-kredieten staat het ministerie garant voor een deel van de lening. Ondernemers kunnen daardoor gemakkelijker geld lenen. De BMKB is toegankelijk via de kredietverstrekkers. In november 2022 is de regeling uitgebreid met de BMKB-Groen. Deze is bedoeld om ondernemers te helpen met het verduurzamen van hun onderneming. De BMKB-Groen is een gunstige variant van de BMKB. Ook deze regeling wordt met vier jaar verlengd tot 1 juli 2027.


Lees meer   

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.