Belastingplan
Verlaging tarieven energiebelasting 2022
De rekening van de energiebedrijven wordt voor een groot deel bepaald door de heffing van energiebelasting. Deze heffing wordt enigszins gematigd door een vaste belastingvermindering. Zoals eerder aangekondigd past het kabinet in verband met de sterk gestegen energieprijzen de tarieven van de energiebelasting aan. Dat gebeurt via een derde nota van wijziging op het Belastingplan 2022.
De belastingvermindering in de energiebelasting wordt verhoogd met € 230 inclusief btw. De belastingvermindering is een korting op het energiebelastingdeel van de energierekening en geldt per elektriciteitsaansluiting met verblijfsfunctie, ongeacht het verbruik. De belastingvermindering bedraagt in 2022 na de verhoging € 789,77 inclusief btw. Daarnaast wordt het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit met € 0,06933 per kWh exclusief btw verlaagd. Deze verlaging geldt voor het gehele jaar 2022.
Inkomstenbelasting
Toepassing goed koopmansgebruik op toerekening resultaat
Het resultaat uit overige werkzaamheden wordt vastgesteld alsof sprake is van een onderneming. De bepaling van de winst uit onderneming gebeurt met inachtneming van de regels van goed koopmansgebruik. De hoofdregel van goed koopmansgebruik is dat baten en lasten worden toegerekend aan de jaren waarop zij betrekking hebben.
In een procedure voor Hof Den Haag stond vast dat de belanghebbende de aangifte over 2016 niet tijdig had gedaan. De Belastingdienst stelde de aanslag ambtshalve vast. De belanghebbende genoot resultaat uit overige werkzaamheden, bestaande uit betalingen uit het persoonsgebonden budget (pgb) voor het verlenen van zorg aan haar moeder. De inspecteur betrok alle betalingen die in 2016 uit het pgb waren ontvangen door de belanghebbende in de aanslag inkomstenbelasting. Een deel van deze betalingen had betrekking op in 2015 verleende zorg.
Op grond van de hoofdregel hoefde de belanghebbende het in 2016 uitbetaalde bedrag slechts in 2016 in aanmerking te nemen voor zover het betrekking had op de in dat jaar verleende zorg. Het hof verlaagde de aanslag. Het hof wees de opvatting van de inspecteur, dat de belanghebbende verplicht was om het resultaat pas in aanmerking te nemen op het moment dat de zekerheid bestaat dat de vergoeding daadwerkelijk zal worden ontvangen, af.
Sociale verzekeringen
Minimumlonen per 1 januari 2022
De staatssecretaris van SZW heeft de bedragen van het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 gepubliceerd. Ten opzichte van de sinds 1 juli 2021 geldende bedragen zijn deze met 1,41% verhoogd. Uitgaande van een voltijds dienstverband gelden de volgende bedragen.
Leeftijd Percentage Per maand Per week Per dag
21 jaar en ouder 100 € 1.725,00 € 398,10 € 79,62
20 jaar 80 € 1.380,00 € 318,50 € 63,70
19 jaar 60 € 1.035,00 € 238,85 € 47,77
18 jaar 50 € 862,50 € 199,05 € 39,81
17 jaar 39,5 € 681,40 € 157,25 € 31,45
16 jaar 34,5 € 595,15 € 137,35 € 27,47
15 jaar 30 € 517,50 € 119,45 € 23,89
Voor werknemers in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende staffels en bedragen.
Leeftijd Percentage bbl Per maand Per week Per dag
20 jaar 61,5 € 1.060,90 € 244,85 € 48,97
19 jaar 52,5 € 905,65 € 209,00 € 41,80
18 jaar 45,5 € 784,90 € 181,15 € 36,23
Kamervragen aanvraag loonkostenvoordelen
De staatssecretaris van SZW heeft Kamervragen over het aanvragen van loonkostenvoordelen (LKV) door werkgevers beantwoord.
In het Handboek Loonheffingen van de Belastingdienst en in het Kennisdocument Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) van het ministerie van SZW is informatie te vinden over het aanvragen van LKV. Ook de website van het UWV bevat informatie over dit onderwerp. In de aangifte loonheffingen is de indicatie LKV opgenomen. Als deze indicatie niet is aangevinkt, wordt geen LKV toegekend. Door het opnemen van de aanvraag in de aangifte loonheffingen is het aanvraagproces zo eenvoudig mogelijk gemaakt. Om in aanmerking te komen voor een LKV moet de werkgever de doelgroepverklaring van de werknemer, die hij in dienst heeft genomen, in zijn administratie bewaren. De werknemer vraagt deze doelgroepverklaring binnen drie maanden na zijn indiensttreding aan bij het UWV of bij de gemeente. Vervolgens zet de werkgever de indicatie LKV op ‘ja’ in iedere aangifte loonheffingen. Mocht een werkgever dit vergeten, dan kan hij dit rechtzetten door een correctiebericht in te sturen. De werkgever heeft minimaal drie en maximaal veertien maanden de tijd om een vergissing te corrigeren.
In de Wet tegemoetkomingen loondomein is niet geregeld wat er met een LKV gebeurt als een bedrijf overgaat in een ander bedrijf of wijzigt van rechtsvorm. De overgang van onderneming is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Deze regeling heeft betrekking op de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Een LKV gaat niet mee over, omdat het recht daarop niet voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. Voor de overnemende werkgever ontstaat geen nieuw recht op een LKV omdat geen sprake is van indiensttreding of herplaatsing, maar van voortzetting van de arbeidsovereenkomst.
Aanpassing Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
De Wet bedrag ineens, RVU (regeling vervroegd uittreden ) en verlofsparen wordt aangepast. Aanvankelijk was de opzet dat pensioengerechtigden de keuze hadden om een deel van hun pensioen in de vorm van een bedrag ineens op de pensioeningangsdatum tot uitkering te laten komen. Daar is een uitstelmogelijkheid aan toegevoegd, waardoor de uitbetaling van het bedrag ineens plaatsvindt in de maand februari van het jaar volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Deze uitstelmogelijkheid moet voorkomen dat over het bedrag ineens AOW-premie is verschuldigd. De uitstelmogelijkheid wordt aangepast. De aanpassingen betreffen de doelgroep, de uitkeringsreeks en de maand van uitbetalen.
De doelgroep wordt beperkt tot mensen van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken of op de eerste dag van de daaropvolgende maand. Zij krijgen de mogelijkheid om het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen in de maand januari van het jaar volgend op het jaar waarin zij AOW-gerechtigd worden. Volgens de huidige wet vindt de uitbetaling plaats in de maand februari van dat jaar. Op het moment van pensioneren berekent de pensioenuitvoerder welk bedrag in de maand januari tot uitkering moet komen en zet dit bedrag apart. De levenslange periodieke pensioenuitkering wordt op het moment van het kiezen voor een bedrag ineens aangepast. Deze aanpassing moet de complexiteit en de kosten van de uitvoering verminderen en de begrijpelijkheid voor pensioengerechtigden verbeteren. De geplande datum van inwerkingtreding is 1 januari 2023.
Successiewet
Evaluatie verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen van de Eerste Kamer over de verruimde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning beantwoord. Een inhoudelijk beleidsmatig oordeel over de schenkingsvrijstelling wil de staatssecretaris niet geven. Dat laat hij over aan een volgend kabinet.
De verruimde schenkingsvrijstelling is per 1 januari 2017 in werking getreden als onderdeel van het Belastingplan 2016. Bij de voorbereiding hiervan is uitgegaan van in 2015 bekende gegevens. Destijds had ongeveer 25% van de huishoudens met een eigen woning een hypotheekschuld die hoger was dan de waarde van de woning. In 2013 had meer dan de helft van de huishoudens onder de 40 jaar met een eigen woning onderwaarde. Het kabinet verwachtte dat de verruiming van de schenkingsvrijstelling zou leiden tot een vermindering van de schuld en niet tot hogere huizenprijzen.
Door de gestegen huizenprijzen, de verplichte fiscale aflossingseis voor hypotheken en de strengere leennormen is de onderwaterproblematiek vrijwel verdwenen. Uit een evaluatie van de regeling is gebleken dat de schenkingsvrijstelling minder doeltreffend en doelmatig is dan ander beleid om de hypotheekschuld te verlagen en de onderwaterproblematiek te beperken. Een deel van de ontvangers heeft de schenking gebruikt om een duurdere woning te kopen. Het gebruik van de schenkingsvrijstelling is volgens de evaluatie te beperkt voor een meetbaar effect op woningprijzen. Vanwege de demissionaire status neemt het kabinet geen besluit over een eventuele aanpassing van de regeling.
Internationaal
Vragen Belastingverdrag Duitsland
De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op een brief over de belastingheffing van inwoners van Nederland met een Duits socialezekerheidspensioen. Volgens de briefschrijver ondervindt deze groep negatieve inkomensgevolgen van het belastingverdrag met Duitsland uit 2012. Onder het oude belastingverdrag met Duitsland was het heffingsrecht over deze pensioenen aan Duitsland toegewezen. Het huidige verdrag wijst het heffingsrecht over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen toe aan de woonstaat als het totaal van de uit de andere staat ontvangen uitkeringen niet meer dan € 15.000 per jaar bedraagt.
Tijdens de goedkeuringsprocedure van het nieuwe verdrag zijn rekenvoorbeelden gegeven, waarbij zich geen inkomensachteruitgang voordeed. De exacte gevolgen zijn echter afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een individuele belastingplichtige. De staatssecretaris wijst erop dat de belastingdruk voor inwoners van Nederland die een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangen niet anders is dan voor inwoners van Nederland die een gelijk bedrag aan Nederlands pensioen ontvangen bij overigens gelijke omstandigheden. Er is daarom geen aanleiding om eenzijdig een vrijstelling te verlenen in situaties waarin het heffingsrecht over Duitse pensioenen aan Nederland wordt toegewezen.
Dividendbelasting
Wijziging wetsvoorstel invoering conditionele eindafrekening
Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel ter invoering van een conditionele eindafrekening in de dividendbelasting in behandeling. Volgens het oorspronkelijke wetsvoorstel zou deze eindafrekening met terugwerkende kracht in werking treden om te voorkomen dat ondernemingen anticiperen op de voorgestelde exit-heffing. Er is nu een nota van wijziging ingediend waardoor de terugwerkende kracht uit het wetsvoorstel wordt geschrapt.
Aanleiding daartoe is dat het wetsvoorstel meer dan een jaar geleden is ingediend en er geen zicht is op verdere behandeling of op een mogelijke datum van inwerkingtreding.
Formeel recht
Navordering na onderzoek naar gedrag gemachtigde
De Belastingdienst kan te weinig geheven belasting navorderen wanneer een nieuw feit aanleiding geeft voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, levert geen grond voor navordering op, behoudens wanneer de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Navordering is niet mogelijk als de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan.
Uitgangspunt is dat de inspecteur op de juistheid van een ingediende aangifte mag vertrouwen. De inspecteur hoeft pas over te gaan tot nader onderzoek als hij, na kennis te hebben genomen van de aangifte, in redelijkheid moet twijfelen aan de juistheid daarvan. Die redelijke twijfel wordt niet snel aangenomen. Van een ambtelijk verzuim is sprake wanneer zich omstandigheden voordoen waaraan een sterk vermoeden voor de onjuistheid van de aangifte valt te ontlenen.
Volgens Hof Den Bosch gaf iemands aangifte geen aanleiding voor twijfel die tot nader onderzoek had moeten leiden. De aangifte was ingediend door een gemachtigde naar wiens handelen de Belastingdienst onderzoek had ingesteld. De vraag was of de inspecteur door de vermelding van het beconnummer alsnog had moeten twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Op grond van het onderzoek zijn alle aangiften die door tussenkomst van de gemachtigde vanaf 1 januari 2016 zijn ingediend geblokkeerd. De aangifte van de belanghebbende was voor 1 januari 2016 ingediend en viel daarom buiten dit onderzoek. Naar het oordeel van het hof beschikte de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag over een nieuw feit en was geen sprake van een ambtelijk verzuim. De navorderingsaanslag was terecht vastgesteld. Het door de belanghebbende ingestelde hoger beroep is ongegrond verklaard.
Reactie plaatsen
Reacties