Inkomstenbelasting
Toepassing inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting in de inkomstenbelasting. De IACK is onder meer van toepassing voor alleenstaande ouders met een kind dat jonger is dan 12 jaar. Het kind moet in het kalenderjaar waarop de IACK betrekking heeft ten minste zes maanden op het woonadres van de ouder staan ingeschreven.
De rechtbank Gelderland heeft de IACK toegekend aan iemand die daar volgens een strikte uitleg van de wet geen recht op had. De belastingplichtige was een alleenstaande vrouw, die met haar kind een deel van het jaar in Griekenland had gewoond. Aan de eis van inschrijving op hetzelfde adres gedurende ten minste zes maanden was niet voldaan, omdat een inschrijving in Griekenland ontbrak en de inschrijving in Nederland in de tweede helft van het kalenderjaar plaatsvond. Volgens de vrouw kent Griekenland geen bevolkingsregister. Anders dan de Belastingdienst kende de rechtbank wel gewicht toe aan de door de vrouw aangevoerde bewijsstukken waaruit de gezamenlijke huishouding in Griekenland bleek. Volgens de rechtbank is de inschrijvingseis ingevoerd ter vereenvoudiging van het bewijs dat een kind tot het huishouden behoort. De wetgever heeft niet bedoeld om de IACK te onthouden aan een belastingplichtige als aannemelijk is dat het hele jaar een kind tot zijn huishouden heeft behoord. Andersluidende uitspraken van Hof Den Bosch en Hof Arnhem-Leeuwarden uit 2020, waarnaar de Belastingdienst verwees, betreffen andere situaties dan in deze procedure.
Verdeling belastingdruk partners
Naar aanleiding van berichten in de media dat een op de vier belastingbetalers meer betaalt dan nodig is, zijn Kamervragen gesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft bij de beantwoording daarvan een uiteenzetting gegeven over de verdeling van gemeenschappelijke inkomensbestanddelen, de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen en de als voorheffing in aanmerking te nemen geheven dividendbelasting tussen fiscale partners. De partners kunnen deze bedragen onderling verdelen in iedere gewenste verhouding, mits in totaal maar 100% van de betreffende bedragen in de aangiften van de fiscale partners wordt verwerkt. De in de aangiften gemaakte keuze kan gewijzigd worden tot het moment waarop beide aanslagen onherroepelijk vaststaan. Dit is het moment waarop geen bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie meer mogelijk is tegen de aanslag.
In de Wet IB 2001 worden de volgende inkomensbestanddelen als gemeenschappelijk aangemerkt:
- het belastbare inkomen uit eigen woning;
- het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2);
- uitgaven voor onderhoudsverplichtingen;
- uitgaven voor specifieke zorgkosten;
- weekenduitgaven voor gehandicapten;
- scholingsuitgaven;
- giften;
- nog niet verrekende persoonsgebonden aftrek over vorige jaren.
Het aangifteprogramma maakt inzichtelijk wat de gevolgen zijn voor de hoogte van de belastingaanslag van een gekozen verdeling. De Belastingdienst houdt niet bij waarom fiscale partners afwijken van een optimale verdeling. Wel controleert de Belastingdienst of de verdeling tussen fiscale partners voor 100% wordt toegepast.
In de Wet IB 2001 is uitdrukkelijk bepaald dat fiscale partners de onderlinge verdeling niet meer kunnen aanpassen als de aanslagen onherroepelijk vaststaan. Daarom is een wijziging van de verdeling uitgesloten van de mogelijkheid om via ambtshalve vermindering van aanslagen daarop terug te komen.
Verhoging heffingskorting minstverdienende partner
De gecombineerde heffingskorting, dat is het samengestelde bedrag aan heffingskortingen, kan niet meer bedragen dan het bedrag van de gecombineerde inkomensheffing. De gecombineerde inkomensheffing bestaat uit het totaal verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
De gecombineerde heffingskorting bestond in 2017 voor de belanghebbende in een procedure uit de algemene heffingskorting en de ouderenkorting. De totale gecombineerde heffingskorting zou, zonder rekening te houden met de beperking tot het bedrag van gecombineerde inkomensheffing, € 3.087 bedragen. De gecombineerde inkomensheffing van de belanghebbende bedroeg volgens de aanslag € 984. Dat betekende dat de gecombineerde heffingskorting in beginsel werd beperkt tot € 984.
In bepaalde gevallen wordt het maximale bedrag van de gecombineerde heffingskorting verhoogd als het gaat om de minstverdienende van twee fiscale partners. Voor de belanghebbende in deze procedure betekende dit dat de gecombineerde heffingskorting werd verhoogd tot het bedrag van de algemene heffingskorting van € 1.795. Het verschil van € 811 is aan de belanghebbende uitbetaald. De belanghebbende stelde zich op het standpunt dat eerst de ouderenkorting in mindering op de verschuldigde inkomensheffing moest worden gebracht. Dat zou tot gevolg hebben dat de volledige algemene heffingskorting voor uitbetaling in aanmerking zou komen. Hof Arnhem-Leeuwarden deelt deze opvatting niet. Uit de systematiek van de wet volgt dat de gecombineerde heffingskorting na verhoging voor de belanghebbende € 1.795 bedraagt. Daarvan wordt een bedrag van € 984 in mindering gebracht op de verschuldigde IB/PVV en komt € 811 voor uitbetaling in aanmerking. Volgens het hof miskent de belanghebbende dat het bedrag van € 1.795 het maximaal in aanmerking te nemen gezamenlijke bedrag van de algemene heffingskorting én de ouderenkorting is.
Conserverende aanslag voor deel stakingswinst
Op verzoek van een ondernemer, die zijn bedrijf beëindigt, wordt een deel van de met de staking van de onderneming behaalde winst behandeld als te conserveren inkomen. De ondernemer moet aannemelijk maken dat dit deel van de stakingswinst binnen 12 maanden na de staking wordt geherinvesteerd in een onderneming. De periode van 12 maanden kan worden verlengd als de herinvestering meer tijd vraagt of door bijzondere omstandigheden is vertraagd.
Door de overdracht per 30 december 2015 van zijn actieve onderneming heeft een ondernemer zijn onderneming in fiscale zin gestaakt. Alleen het bezit van een tot het ondernemingsvermogen behorende loods en het voornemen om een nieuwe onderneming te beginnen zijn volgens de rechtbank onvoldoende om te constateren dat er na 30 december 2015 nog een onderneming werd gedreven. De ondernemer wilde de stakingswinst aanmerken als te conserveren inkomen. Daartoe moest hij niet alleen aannemelijk maken dat er op 30 december 2015 de reële verwachting was dat hij binnen 12 maanden een nieuwe onderneming zou beginnen, maar ook dat hij de stakingswinst in die onderneming wilde herinvesteren. Alleen voor het aannemelijk gemaakte bedrag van de voorgenomen investeringen kan de stakingswinst worden aangemerkt als te conserveren inkomen.
De rechtbank was van oordeel dat de ondernemer het voornemen had om de stakingswinst binnen 12 maanden te herinvesteren in een onderneming. Dat bleek onder meer uit correspondentie met een makelaar over de huur van een bedrijfspand en uit een geaccepteerde offerte van een interieurbouwer voor de verbouwing van dat pand. Voor het bedrag van die offerte merkte de rechtbank de stakingswinst aan als te conserveren inkomen. Andere investeringsbedragen werden niet aannemelijk gemaakt. Het restant van de stakingswinst was daarom in 2015 normaal belast.
Arbeidsrecht
Afwijzing ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst
De kantonrechter kan op verzoek van de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
In een procedure voerde een werkgever meerdere gronden aan voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werkneemster.
De eerste grond was frequent ziekteverzuim. Deze ontbindingsgrond doet zich voor wanneer de werknemer bij regelmaat niet de bedongen arbeid kan verrichten als gevolg van ziekte of gebreken, met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen. Het gaat om veelvuldig kortdurend ziekteverzuim en niet om langdurig ziekteverzuim. De werkneemster was al langere tijd arbeidsongeschikt, maar van veelvuldig en kortdurend ziekteverzuim was geen sprake.
De tweede grond, die de werkgever aanvoerde, was disfunctioneren van de werkneemster. Voor deze ontbindingsgrond is vereist dat een werknemer ongeschikt is om de bedongen arbeid te verrichten. De werkgever moet, voordat het tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan komen, de werknemer de gelegenheid geven het functioneren te verbeteren. Volgens de kantonrechter stond vast dat het functioneren van de werkneemster op onderdelen voor verbetering vatbaar was, maar dat dit niet inhield dat zij ongeschikt was om de bedongen arbeid te verrichten. De werkneemster was 24 jaar als lerares werkzaam op dezelfde school. Door de werkgever is niet gesteld dat zij in die periode niet naar tevredenheid functioneerde. Daar kwam bij dat de werkgever de werkneemster onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om haar functioneren te verbeteren.
De derde voorgestelde ontslaggrond betrof een verstoorde arbeidsverhouding. Daarvoor is vereist dat de verstoring van de verhouding ernstig en duurzaam is. De werkgever dient aannemelijk te maken dat hij serieuze pogingen heeft ondernomen om de verhouding te verbeteren en dat die pogingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Ter onderbouwing van de verstoorde arbeidsverhouding voerde de werkgever aan dat de werkneemster geweigerd zou hebben tijdelijk op een andere school te werken. Volgens de kantonrechter heeft de werkneemster haar juridische mogelijkheden gebruikt om zich te verzetten tegen het besluit van de werkgever om haar op de andere school te plaatsen. Voor de start van de werkzaamheden op de andere school is de werkneemster arbeidsongeschikt uitgevallen. De werkneemster verklaarde zich bereid om na haar herstel te starten op de andere school. Van een ernstige en duurzame verstoring is geen sprake.
Als vierde ontslaggrond voerde de werkgever aan andere omstandigheden van een zodanige aard dat van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Deze ontslaggrond is een restcategorie, die niet is bedoeld voor het repareren van andere onvoldragen ontslaggronden. De werkgever voerde hiertoe aan dat uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is, omdat de werkgever deze alleen wil voortzetten op de andere school, maar dat de werkneemster daar niet aan mee wil werken. Ook deze ontslaggrond is volgens de kantonrechter onvoldoende onderbouwd.
Ten slotte voerde de werkgever de combinatiegrond aan als reden voor ontbinding. Deze combinatiegrond houdt in dat er een redelijke grond voor ontslag bestaat als een combinatie van omstandigheden, die relevant zijn voor andere in de wet genoemde ontslaggronden, maakt dat van de werkgever niet in redelijkheid kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter heeft de door de werkgever aangevoerde andere ontslaggronden afgewezen omdat onvoldoende is onderbouwd dat verbetering van het functioneren van de werkneemster en van de arbeidsverhouding niet mogelijk is. Ook wanneer deze ontslaggronden worden gecombineerd, mag van de werkgever verwacht worden dat hij zich inspant om de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot een succes te maken, mede gezien het langdurige en succesvolle dienstverband van de werkneemster. Het ligt op de weg van de werkgever om de werkneemster te werk te stellen op een andere school of om serieus te onderzoeken welke alternatieve mogelijkheden er zijn voor het voortzetten van de dienstbetrekking. Ook de combinatiegrond leidde niet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Ondernemingsrecht
Kamervragen bescherming adresgegevens in Handelsregister
De staatssecretaris van EZK heeft Kamervragen beantwoord over een petitie voor het beschermen van adresgegevens in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).
De staatssecretaris deelt de zorgen van de opstellers van deze petitie dat de openbare publicatie van privégegevens, zoals het huisadres, wordt misbruikt. Een ondernemer kan de KvK vragen zijn woonadres af te schermen bij een concrete dreiging. Een voorstel voor wijziging van het Handelsregisterbesluit moet er in de toekomst voor zorgen dat het woonadres van ondernemers wordt afgeschermd. Het voorstel is voor advies aan de Autoriteit Persoonsgegevens voorgelegd. Het afschermen van een vestigingsadres van een onderneming ligt niet voor de hand vanwege de rechtszekerheid in het handelsverkeer en de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). Voor vennootschappen verbiedt het Europese recht de afscherming van het vestigingsadres, ook als dit adres tevens een woonadres is.
Ondernemers, van wie het vestigingsadres gelijk is aan het woonadres, kunnen gebruik maken van de diensten van een domicilieverlener om op die manier over een van het woonadres afwijkend vestigingsadres te beschikken.
De staatssecretaris heeft toegezegd de aanpassing in het Handelsregisterbesluit waarmee het woonadres wordt afgeschermd na ontvangst van de adviezen van de Autoriteit Persoonsgegevens en de Raad van State zo spoedig mogelijk naar de Tweede Kamer te sturen.
Reactie plaatsen
Reacties