Nieuwsbrief 9 oktober 2023

Loonbelasting

 

Wijziging Staffelbesluit pensioenen

De staatssecretaris van Financiën heeft het Staffelbesluit pensioenen gewijzigd. Aan het besluit is een onderdeel toegevoegd in verband met de verlaging van de minimale leeftijd voor het verwerven van pensioenaanspraken per 1 januari 2024 van 21 jaar naar 18 jaar. Dat is een gevolg van de invoering van de Wet toekomst pensioenen. Door de verlaging van de minimale leeftijd moeten veel beschikbare premieregelingen worden aangepast. Dit kan op eenvoudige wijze door het premiepercentage voor de leeftijdsklasse 20 jaar tot en met 24 jaar ook te gebruiken voor werknemers van 18 en 19 jaar.

De staatssecretaris heeft onder voorwaarden regelingen met een premieovereenkomst, waarin voor werknemers van 18 of 19 jaar wordt uitgegaan van het premiepercentage voor de leeftijdsklasse van 20 jaar tot en met 24 jaar, aangewezen als pensioenregeling in de zin van de Wet LB. Het gewijzigde besluit treedt in werking op 1 januari 2024.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

 

Proeftijd in opvolgende arbeidsovereenkomst

Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van langer dan zes maanden en korter dan twee jaar kan een proeftijd worden overeengekomen. Deze mag maximaal een maand bedragen. Op grond van de toepasselijke CAO kan in die gevallen een proeftijd van maximaal twee maanden overeengekomen worden. In een opvolgende arbeidsovereenkomst mag in beginsel geen proeftijd worden opgenomen, tenzij de nieuwe overeenkomst duidelijk andere vaardigheden of verantwoordelijkheden van de werknemer vraagt.

Een medewerkster van een kinderopvang werkte aanvankelijk als pedagogisch medewerker in opleiding. Zij volgde een opleiding via de beroepsbegeleidende leerweg. In die periode was sprake van een leer-werktraject onder supervisie van een praktijkbegeleider. Na het voltooien van de opleiding was de medewerkster zelfstandig werkzaam en had zij meer en andere verantwoordelijkheden. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht in de laatste arbeidsovereenkomst een proeftijd worden overeengekomen. De werkgever kon tijdens de proeftijd de arbeidsovereenkomst per direct opzeggen. De kantonrechter heeft het verzoek om toekenning van een schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn, een billijke vergoeding en een transitievergoeding afgewezen.


Lees meer  
 

Werknemer gebonden aan opzegging arbeidsovereenkomst

Een werkgever mag er in beginsel op vertrouwen dat een verklaring van een werknemer overeenstemt met zijn wil. Of het vertrouwen van de werkgever gerechtvaardigd is, hangt af van de omstandigheden van het geval. In het geval van opzegging van het dienstverband door de werknemer is het vertrouwen van de werkgever alleen gerechtvaardigd als de opzegging blijkt uit een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer. Deze strenge maatstaf dient ertoe de werknemer te behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben. De werkgever dient te onderzoeken of de werknemer daadwerkelijk wil opzeggen en heeft de verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging te informeren.

Hof Den Bosch kwam in een procedure tot het oordeel dat de wil en de verklaring van een werknemer op het moment van opzeggen overeenkwamen. Het vertrouwen van de werkgever, dat de werknemer wilde opzeggen, is gerechtvaardigd. De werknemer heeft de werkgever telefonisch meegedeeld dat hij om privéredenen per direct wilde stoppen met werken. De werkgever heeft de werknemer vervolgens uitgenodigd voor een gesprek, waarin de gevolgen van de opzegging zijn besproken. Er is een gespreksverslag opgemaakt, dat door werkgever en werknemer is ondertekend. In dat verslag staat vermeld dat de werknemer door zelf op te zeggen geen recht heeft op een WW-uitkering. De werknemer heeft zich naderhand gerealiseerd dat hij door zijn opzegging mogelijk geen uitkering zou krijgen. Volgens het hof doet dit besef niet af aan het feit dat hij bij het tekenen van het gespreksverslag wel degelijk wilde opzeggen. Voor het vertrouwen van de werkgever acht het hof van belang dat zich eerder eenzelfde situatie heeft voorgedaan met deze werknemer.

Het hof heeft de andersluidende uitspraak van de kantonrechter, waarin de werkgever is veroordeeld tot betaling van loon en van een transitievergoeding, vernietigd.


Lees meer  
 

Voorstel Wet werken waar je wilt verworpen

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel Wet werken waar je wilt verworpen. Dat voorstel gaf werknemers het recht om te bepalen waar zij hun werkzaamheden verrichten. Verder heeft de Eerste Kamer een motie aangenomen over hybride werken door grensarbeiders. In de motie wordt het kabinet verzocht zo snel mogelijk met Duitsland en België de fiscale knelpunten voor hybride werken door grensarbeiders op te lossen.


Lees meer  
 

Subsidies

 

Subsidie voor stimulering cyberweerbaarheid kleinbedrijf

De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies gewijzigd. Toegevoegd aan de regeling is een subsidiemodule voor de stimulering van de cyberweerbaarheid in het kleinbedrijf. Op grond van deze regeling kunnen ondernemers 50% van de aanschafwaarde van een digitale technologie vergoed krijgen tot een maximum van € 1.250.

De ondernemer dient een aantal vragen in de zogenaamde CyberVeiligCheck-tool te beantwoorden. Op basis van deze antwoorden krijgt de ondernemer een advies om bepaalde maatregelen te nemen ter verhoging van de cyberweerbaarheid. Dit advies is nodig bij de subsidieaanvraag. De CyberVeiligCheck-tool is te vinden op: www.digitaltrustcenter.nl.

De maatregelen kunnen betrekking hebben op de volgende onderdelen:

  1. Veilige netwerktoegang/wifi.
  2. Wachtwoordmanager.
  3. Tweefactorauthenticatie (2FA).
  4. Software updates.
  5. Antivirussoftware.
  6. Back-ups.
  7. Autorisatiebeheer.
  8. Beveiliging website en betaalsystemen.
  9. Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E).
  10. Cybersecurity trainingen.


Lees meer  
 

Internationaal

 

Belastingdienst mocht informatieverzoek doen in Jersey

Nederland en Jersey hebben een verdrag over de uitwisseling van informatie in belastingzaken gesloten. Dat verdrag is op 1 maart 2008 in werking getreden. Volgens het verdrag kan over de periode vóór 1 januari 2009 alleen informatie worden opgevraagd als het zogenaamde ‘criminal tax matters’ betreft.

De Nederlandse Belastingdienst heeft in 2014 een informatieverzoek betreffende een op Jersey gevestigde trust, die door een inwoner van Nederland is ingesteld. Het verzoek heeft betrekking op de jaren 2008 tot en met 2012. Naar aanleiding van de ontvangen informatie heeft de inspecteur de belanghebbende vragen gesteld over de toerekening van vermogen van en inkomsten uit de trust aan hem. Wegens het niet voldoen aan de informatieverplichtingen heeft de inspecteur informatiebeschikkingen gegeven.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de inspecteur ten onrechte in het informatieverzoek heeft vermeld dat sprake is van ‘criminal tax matters’. De van de autoriteiten van Jersey ontvangen informatie is onrechtmatig verkregen bewijs, voor zover deze betrekking heeft op jaren vóór 1 januari 2009. Volgens het hof had de inspecteur een redelijk vermoeden van schuld moeten hebben om in zijn verzoek aan te geven dat sprake was van ‘criminal tax matters’. Het hof heeft verder vastgesteld dat de belanghebbende wegens ziekte niet meer in staat is de lopende procedure te begrijpen en niet in staat is vragen te beantwoorden of inlichtingen te verstrekken. De vragen in de informatiebeschikkingen hoeven alleen beantwoord te worden voor zover de gemachtigde van de belanghebbende over de benodigde informatie beschikt.

De Hoge Raad heeft in cassatie de uitspraak van het hof vernietigd. Onder het begrip ‘criminal tax matters’ vallen ook strafrechtelijke belastingzaken, die Nederland administratiefrechtelijk afdoet en onderzoeken naar fraude, die zouden kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging. Bij een verzoek om informatie hoeft geen bewijs geleverd te worden van opzet of van een redelijk vermoeden van schuld. Voldoende is dat in het informatieverzoek is toegelicht dat het onderzoek van de inspecteur was gericht op het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften in verband met in het buitenland ondergebracht vermogen.

Verder had het hof moeten beoordelen of het niet voldoen aan de informatieverplichtingen de belanghebbende kan worden aangerekend. De vaststelling dat de belanghebbende niet meer in staat is de procedure te begrijpen, vragen te beantwoorden of anderszins inlichtingen te verstrekken is daartoe niet voldoende. Die vaststelling sluit niet uit dat de belanghebbende, toen hij werd geconfronteerd met de gestelde vragen, nog wel in staat was om deze te beantwoorden.

De Hoge Raad heeft de procedure voor verdere behandeling verwezen naar Hof Den Bosch.


Lees meer  
 

Invordering

 

Tarieven belasting- en invorderingsrente

De beide staatssecretarissen van Financiën hebben een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de belasting- en invorderingsrente. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State bij de Fiscale Verzamelwet 2023 heeft het kabinet aangekondigd het belastingrentesysteem opnieuw te bezien. De eerste stap die gezet wordt is gericht op het verkleinen van de verschillen tussen de gehanteerde percentages in de huidige systematiek. Voor de vennootschapsbelasting, de bronbelasting en de solidariteitsbijdrage geldt een hoger percentage belastingrente dan voor overige belastingen. In alle gevallen, ook bij de invorderingsrente, vormt de ECB-rente het uitgangspunt.  

 Percentage                                                                                          Huidige regeling                                Nieuw regime                                       Verwacht percentage
                                                                                                                                                                                                                                                                      per 1 januari 2024

 Belastingrente Vpb, BB en 

solidariteitsbijdrage                                                     ECB-rente + 8%   (minimum 8%)            ECB-rente + 5,5% (minimum 5,5%               10%

 Belastingrente overige middelen                        ECB-rente + 2,25%                                         ECB-rente + 3% (minimum 4,5%)                 7,5%

 Overige rente toeslagen                                           ECB-rente + 2,25% (minimum: 4%)      Bevriezen op 4%                                                     4%

 Invorderingsrente behalve toeslagen              ECB-rente + 2,25% minimum: 4%)         Bevriezen op 4%                                                     4%

 Invorderingsrente toeslagen                                 ECB-rente + 2,25%  (minimum: 4%)      Bevriezen op 4%                                                      4%

Momenteel draagt de ECB-rente 4,5%. In het nieuwe regime zal de belastingrente eenmaal per jaar worden vastgesteld, gebaseerd op de laatst gepubliceerde ECB-rente voor 31 oktober van dat jaar. Het tarief treedt dan in werking per 1 januari van het daaropvolgende jaar.

De invorderingsrente wordt voor alle belastingmiddelen en voor toeslagen vastgesteld op 4%.


Lees meer  
 

Wijziging Leidraad Invordering

De staatssecretaris van Financiën heeft de Leidraad Invordering 2008 gewijzigd. De einddatum van de periode, waarin de ontvanger tijdelijk afziet van de eis van het dubbele uitkeringspercentage bij saneringsakkoorden, is verschoven van 1 oktober 2023 naar 1 april 2024.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Constatering, dat de redelijke termijn is overschreden, volstaat bij gering financieel belang

Wanneer de redelijke termijn voor de behandeling van een procedure in belastingzaken is overschreden, kan de belanghebbende een verzoek om toekenning van een vergoeding van immateriële schade indienen. Voor de behandeling van een zaak in hoger beroep geldt een termijn van twee jaar als redelijk.

Hof Amsterdam constateerde in een procedure dat de termijn van twee jaar met vijf maanden was overschreden. Het hof heeft het verzoek om een vergoeding van immateriële schade afgewezen vanwege bijzondere omstandigheden. Deze omstandigheden rechtvaardigden volgens het hof een verlenging van de redelijke termijn met in totaal acht maanden. De eerste bijzondere omstandigheid betrof wangedrag van de oorspronkelijke gemachtigde van de belanghebbende. Het hof heeft de gemachtigde vanwege zijn wangedrag geweigerd. Dat heeft geleid tot een vertraging van de behandeling van het hoger beroep van vier maanden. De tweede bijzondere omstandigheid betrof de coronapandemie. Ook die rechtvaardigde volgens het hof een verlenging van de redelijke termijn met vier maanden.

In cassatie heeft de Hoge Raad de eerste omstandigheid wel geaccepteerd als rechtvaardiging voor verlenging van de redelijke termijn. De coronapandemie heeft de Hoge Raad al eerder afgewezen als rechtvaardiging voor verlenging van de redelijke termijn. De redelijke termijn is volgens de Hoge Raad door het hof overschreden met een maand.

Vanwege het geringe financiële belang heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ondanks de overschrijding van de redelijke termijn het hof de gevraagde vergoeding terecht heeft geweigerd. De constatering dat de redelijke termijn is overschreden volstaat in dergelijke gevallen als compensatie voor de schade. Het financiële belang van de procedure bedroeg € 2 aan te ontvangen invorderingsrente.


Lees meer  
 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.