Loonbelasting
Gebruikelijk loon in 2023
De Belastingdienst heeft de eerste Nieuwsbrief Loonheffingen 2023 gepubliceerd. In een bijlage bij de nieuwsbrief is een overzicht van tarieven, bedragen en percentages loonheffingen, zoals deze per 1 januari 2023 gelden, opgenomen.
Gebruikelijk loon
Uit dit overzicht blijkt dat het gebruikelijk loon voor werknemers met een aanmerkelijk belang (meestal de dga en zijn partner) in 2023 ten minste € 51.000 dient te bedragen.
Inkomensgrenzen 30%-regeling
Voor werknemers met een specifieke deskundigheid, die uit het buitenland zijn aangeworven, kan op verzoek de 30%-regeling worden toegepast. Het loon van de werknemer dient in 2023 ten minste € 41.954 te bedragen. Voor een werknemer met specifieke deskundigheid die nog geen 30 jaar is, geldt een lager bedrag van € 31.891 per jaar.
Waarde van maaltijden en huisvesting
Voor door de werkgever verstrekte maaltijden dient een bijtelling per maaltijd plaats te vinden van € 3,55. Dit geldt zowel voor ontbijt, lunch als voor diner. Voor door de werkgever verstrekte huisvesting of inwoning dient een bijtelling plaats te vinden van € 6,10 per dag.
Ondernemingswinst
Kabinetsreactie evaluatie fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen
De minister van EZK heeft de kabinetsreactie op de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR) en de doorschuifregelingen (DSR) in de inkomstenbelasting naar de Tweede Kamer gestuurd. De BOR voorziet onder voorwaarden in een vrijstelling van schenk- en erfbelasting voor het ondernemingsvermogen bij bedrijfsopvolgingen. De regeling is bedoeld om liquiditeitsproblemen voor de onderneming bij schenking of vererving daarvan te voorkomen. De DSR schuiven de belastingclaims op de meerwaarde van ondernemingsvermogen door van de overdragende op de verkrijgende ondernemer. De DSR gelden ook voor aandelen die tot een aanmerkelijk belang horen, voor zover de vennootschap een materiële onderneming drijft.
Het kabinet kiest er niet voor om de BOR af te schaffen. Wel zal de BOR worden aangepast. Een van de aanpassingen betreft door een onderneming aan derden verhuurde onroerende zaken. Deze zullen voor de BOR en de DSR worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Dat zal worden opgenomen in het Belastingplan 2024 en vermoedelijk ingaan per 1 januari 2024.
In het voorjaar van 2023 buigt het kabinet zich over verdere aanpassingen van de BOR en de DSR. Daarbij spelen de volgende vragen een rol:
- Hoe kan beter onderscheid worden gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen voor de BOR en DSR?
- Kan de toegang tot de DSR en BOR beperkt worden tot reguliere aandelen waarmee daadwerkelijk ondernemingsrisico wordt gelopen?
- Moet de dienstbetrekkingseis in de DSR vervallen of gewijzigd worden?
- Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR zodanig aan te passen dat deze positiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen (wijziging ondernemingsactiviteiten) waarbij alleen reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking komen?
- Is het mogelijk om de DSR en BOR te beperken tot een eenmalige toepassing?
- Kan het gebruik van de DSR beter worden geregistreerd en in aangiftes worden opgenomen?
- Welke geconstateerde knelpunten in de uitvoering kunnen verholpen worden?
- Wat is de verdeling van het ondernemings- en beleggingsvermogen in de BOR?
De verdere uitwerking van de verbeteropties zal worden besproken met verschillende betrokken partijen, zoals VNO-NCW, MBK-Nederland en Familiebedrijven Nederland.
Inkomstenbelasting
Kamervragen gevolgen kerstarrest voor zwartspaarders
De staatssecretaris van Financiën heeft vragen van drie leden van de Tweede Kamer beantwoord over de gevolgen van het kerstarrest van de Hoge Raad voor zwartspaarders. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een bericht in de media dat de zwartspaarder garen spint bij het schrappen van de "vermogenstaks".
De staatssecretaris nuanceert het beeld dat zwartspaarders hun zwarte geld alsnog kunnen melden zonder dat dit leidt tot boete of navordering. Er zijn nog steeds mogelijkheden om na te vorderen, te beboeten en strafrechtelijk te vervolgen. Wel is de heffing beperkt voor zover het gaat om spaargeld door de aanpassing van de belastingheffing in box 3 in reactie op het arrest van de Hoge Raad.
Eerder is een onderzoek aangekondigd naar een herziening van het fiscale boeterecht. De staatssecretaris merkt op dat hij wil bezien of er mogelijkheden zijn om de koppeling tussen de hoogte van een vergrijpboete en het te betalen bedrag van een belastingaanslag los te laten.
Omzetbelasting
Teruggaaf van omzetbelasting bij vooruitbetalingen zonnepanelen
Met ingang van 1 januari 2023 geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen het nultarief voor de omzetbelasting. Daardoor zullen particuliere zonnepaneelhouders zich doorgaans niet meer aanmelden als ondernemer.
Wanneer een leverancier of installateur in 2022 een (deel)factuur uitreikt voor de levering en installatie van zonnepanelen in 2023, dient omzetbelasting in rekening te worden gebracht. Om voor een teruggaaf van btw over deze factuur in aanmerking te komen, dient de zonnepaneelhouder zich als ondernemer aan te melden bij de Belastingdienst. Daarbij kan hij kiezen voor toepassing van de kleineondernemersregeling (KOR). De levering van stroom is dan vrijgesteld van omzetbelasting mits de omzetgrens van de KOR niet wordt overschreden. De keuze voor de KOR moet in 2022 worden gedaan om deze regeling per 1 januari 2023 te kunnen toepassen. Keuze voor de KOR per 1 januari 2023 heeft tot gevolg dat de zonnepaneelhouder geen recht heeft op teruggave van de btw, die is begrepen in de factuur uit 2022, omdat de zonnepanelen zullen worden gebruikt voor vrijgestelde leveringen. Dit gevolg is te voorkomen door te kiezen voor toepassing van de KOR per 1 januari 2024. Gevolg hiervan is echter dat de zonnepaneelhouder dan over 2023 aangiften omzetbelasting moet doen en de verschuldigde btw moet afdragen. Dat is een ongewenst gevolg.
De staatssecretaris van Financiën heeft daarom goedgekeurd dat de particuliere zonnepaneelhouder, die in 2022 de keuze maakt voor toepassing van de KOR per 1 januari 2023, voor teruggaaf van in 2022 in rekening gebrachte btw voor de levering of installatie van zonnepanelen in aanmerking komt.
Vennootschapsbelasting
Kabinetsreactie beleggingsinstellingen
Op Prinsjesdag 2022 heeft het kabinet aangekondigd, dat een fiscale beleggingsinstelling per 1 januari 2024 niet meer direct in vastgoed mag beleggen. Deze maatregel wordt uitgesteld tot 1 januari 2025. Dit is bekend gemaakt in de kabinetsreactie op een evaluatierapport over de fiscale beleggingsinstelling (fbi) en de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi).
Als gevolg van de voorgenomen vastgoedmaatregel wordt de winst van een fiscale beleggingsinstelling, die voornamelijk in vastgoed belegt, vanaf 1 januari 2025 belast tegen het reguliere tarief van de vennootschapsbelasting in plaats van tegen een nultarief. Indirect beleggen in vastgoed blijft mogelijk voor een fbi zonder gevolgen voor het vennootschapsbelastingtarief. Het uitstel moet beleggingsinstellingen en beleggers voldoende tijd geven om hun beleggingsbeleid te kunnen aanpassen. Daarnaast hangt het uitstel van de inwerkingtreding van de vastgoedmaatregel samen met de invoering per 1 januari 2024 van een voorwaardelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting voor herstructureringen, die direct samenhangen met de vastgoedmaatregel. Deze voorwaardelijke vrijstelling zal alleen in het jaar 2024 gelden.
De maatregelen zullen binnenkort worden uitgewerkt in een wetsvoorstel, dat ter consultatie zal worden gelegd in het eerste kwartaal van 2023. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel op Prinsjesdag 2023 in te dienen bij de Tweede Kamer.
Het vbi-regime blijft bestaan, maar zal wel worden aangepast. Het voornemen is om alleen beleggingsinstellingen, die een vergunning hebben en onder toezicht staan van de AFM en DNB, toe te laten tot de regeling. Deze aanpassing gaat het niet-beoogde gebruik van het vbi-regime tegen. Bestaande niet-beoogde vbi’s worden door deze aanpassing regulier belastingplichtig in de Vpb. Het betreft met name familiefondsen in de vorm van een fonds voor gemene rekening, die opteren voor het vbi-regime.
Subsidies
Regeling tijdelijk prijsplafond energie
De minister voor Klimaat en Energie heeft bekendgemaakt dat de uitwerking van de regeling voor het tijdelijke prijsplafond is afgerond. Aan een aparte regeling voor huishoudens met een blokaansluiting wordt nog gewerkt. Daarover zal voor het einde van het jaar meer duidelijkheid worden gegeven.
Het prijsplafond geldt voor het hele jaar 2023 en voor alle afnemers met een kleinverbruikersaansluiting op het elektriciteits- en gasnet of een aansluiting op een warmtenet. Ook klanten van energieleveranciers zonder eigen vergunning vallen onder de regeling. De prijs- en verbruiksplafonds zijn zoals eerder aangekondigd. Dat betekent een maximumprijs van € 1,45 per m3 gas tot een verbruik van 1.200 m3 en een maximumprijs van € 0,40 per kilowattuur stroom tot een verbruik van 2.900 kWh. De maximumprijs voor huishoudens, die op een warmtenet zijn aangesloten, bedraagt € 47,38 per gigajoule tot een verbruik van 37 gigajoule warmte. Voor het energieverbruik boven de plafonds gelden de tarieven uit het energiecontract.
Voor energieleveranciers geldt een zogenaamde margetoets om te voorkomen dat zij door de invoering van het prijsplafond meer winst maken dan voorheen. Per energieleverancier wordt een redelijke winstmarge bepaald op basis van de winst van de afgelopen jaren. Wanneer een energieleverancier meer winst heeft gemaakt dan de margetoets toestaat, moet een deel van de ontvangen subsidie worden terugbetaald.
De uitwerking van het prijsplafond voldoet volgens het kabinet aan de eisen van het Europese staatssteunkader. Formele goedkeuring van de Europese Commissie is er nog niet.
Geen STAP-budget in januari 2023
De minister van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer over het STAP-budget gemeld dat het subsidieaanvraagtijdvak van januari 2023 wordt overgeslagen. Dat is het gevolg van een uitspraak van de rechter in kort geding over het opschorten van de subsidiebetaling aan een opleider. De aanleiding voor de opschorting was een onderzoek naar mogelijk oneigenlijk gebruik van de regeling door deze opleider. De rechter vindt het instellen van een onderzoek onvoldoende grond om de voorlopige betaling op te schorten. Volgens de minister moet de werkwijze van de onderzoeken naar misbruik en oneigenlijk gebruik worden aangepast. Het eerste scholingstijdvak van 2023 wordt overgeslagen om te voorkomen dat scholing wordt gesubsidieerd, die niet aan de voorwaarden van de regeling voldoet.
Het eerstvolgende aanvraagtijdvak begint op 28 februari 2023. Het totale voor 2023 beschikbare STAP-budget verandert niet.
Formeel recht
Ingebrekestelling per e-mail
Wanneer een bestuursorgaan te lang doet over het nemen van een beslissing, zoals het doen van uitspraak op een bezwaarschrift, kan de belanghebbende verzoeken om een dwangsom. Voordat een dwangsom verschuldigd wordt, is een ingebrekestelling vereist. Het bestuursorgaan heeft dan nog 14 dagen om de te late beslissing alsnog te nemen.
De Belastingdienst heeft een brief van een belastingplichtige, waarin gevraagd wordt om de eigen aangifte 2016 te mogen wijzigen, aangemerkt als een bezwaarschrift. De brief dateerde van 31 januari 2019 en was een herhaling van een eerder verzoek. De aanslag IB 2016 was ten tijde van het versturen van de brief al opgelegd. Op 13 juni 2019 stuurde de belastingplichtige een e-mail met als onderwerp “Re: wijziging aangifte 2016”. Op 20 augustus 2019 heeft de belastingplichtige verzocht om een dwangsom wegens het niet-tijdig beslissen op het bezwaar.
Hof Amsterdam was van oordeel dat de e-mail van 13 juni 2019 niet kon worden aangemerkt als een ingebrekestelling. De e-mail voldeed niet aan het vereiste dat voldoende duidelijk was op welke aanvraag deze betrekking had, aldus het hof. De belastingplichtige had daarom geen recht op een dwangsom. De Hoge Raad heeft in cassatie de uitspraak van het hof vernietigd. Het onderwerp van de e-mail laat geen andere conclusie toe dan dat deze betrekking had op het in het bezwaarschrift herhaalde verzoek tot wijziging van de aangifte voor het jaar 2016. Met die e-mail heeft de belastingplichtige aangedrongen op het alsnog nemen van een beslissing op het bezwaar. Voor een ingebrekestelling is niet vereist dat de termen ‘aanmanen’ of ‘in gebreke stellen’ worden gebruikt. De Belastingdienst is de maximale dwangsom van € 1.260 verschuldigd geworden.
Reactie plaatsen
Reacties