Nieuwsbrief 14 maart 2024

Inkomstenbelasting

 

Evaluatie reisaftrek OV

Veel werknemers ontvangen van hun werkgever een onbelaste vergoeding voor reiskosten. Voor werknemers, die geen of een beperkte vergoeding ontvangen voor de kosten van woon-werkverkeer en gebruik maken van het openbaar vervoer, is er de wettelijke regeling van de reisaftrek OV. Deze regeling is onlangs geëvalueerd. Daartoe zijn de aangiften inkomstenbelasting over de periode 2015-2022 onderzocht op het gebruik van de reisaftrek OV. Tevens is onderzocht op welke wijze de uitvoering en handhaving bij de Belastingdienst plaatsvindt. De staatssecretaris van Financiën heeft het evaluatierapport aan de Tweede Kamer aangeboden. Gezien de demissionaire status van het kabinet is de evaluatie niet voorzien van een kabinetsappreciatie.

De conclusie van het rapport is dat slechts een kleine groep de reisaftrek OV jaarlijks gebruikt. Voor de meeste gebruikers is het gebruik van de regeling tijdelijk. Het voordeel van de regeling is beperkt ten opzichte van de gemaakte kosten. De reisaftrek OV is waarschijnlijk niet doeltreffend en waarschijnlijk ook niet doelmatig.


Lees meer  
 

Werkelijk behaald rendement box 3 niet inzichtelijk gemaakt: geen rechtsherstel

De Hoge Raad heeft in het Kerstarrest geoordeeld dat de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting op stelselniveau in strijd is met het eigendomsrecht van het EVRM. Dat doet zich voor als de heffing over voordeel uit sparen en beleggen hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. Naar aanleiding van het Kerstarrest heeft de wetgever met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 de Wet rechtsherstel box 3 ingevoerd. Op grond van deze wet moet een nieuwe berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden gemaakt met betrekking tot aanslagen IB die op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststonden. Als het voordeel volgens de nieuwe berekening lager is dan volgens de oorspronkelijke berekening, wordt belasting geheven over het lagere bedrag. Als het oorspronkelijk berekende bedrag lager is, blijft de oorspronkelijke berekening gelden.

Hof Den Haag leidt uit het Kerstarrest en een later arrest van de Hoge Raad uit 2022 af dat de op rechtsherstel gerichte compensatie in beginsel dient aan te sluiten bij het werkelijk behaalde rendement. Dat bestaat uit de feitelijk genoten rente, dividend, huur, royalty’s en andere vormen van direct gerealiseerde vermogensopbrengst. De bewijslast van de hoogte van het werkelijk behaalde rendement rust op de belanghebbende. Naar het oordeel van het hof heeft de belanghebbende niet aan zijn bewijslast voldaan. De belanghebbende claimde een verlies op zijn aandeel in een fonds voor gemene rekening. Hij heeft echter geen inzicht verstrekt in het door het fonds werkelijk gerealiseerde resultaat. Omdat het vermogen van de belanghebbende grotendeels bestaat uit participaties in dit fonds, betekent dit dat hij onvoldoende inzicht heeft geboden in het werkelijk door hem in 2020 behaalde rendement.

Dat heeft tot gevolg dat het hof de vraag, of de door de wetgever gekozen vorm van rechtsherstel de proportionaliteitstoets van het EVRM kan doorstaan, niet kan beantwoorden.


Lees meer  
 

Tijdsevenredige berekening premiedeel arbeidskorting

De arbeidskorting is een aanvullende heffingskorting voor belastingplichtigen, die inkomsten uit tegenwoordige arbeid genieten. Die inkomsten kunnen bestaan uit loon uit dienstbetrekking, winst uit onderneming en resultaat uit een of meer werkzaamheden De arbeidskorting kent een belasting- en een premiedeel. Het premiedeel geldt zolang de belastingplichtige premieplichtig is voor de AOW.

De premieplicht voor de AOW eindigt op de eerste dag van de maand waarin iemand de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. In de Regeling Wet financiering sociale verzekeringen is bepaald dat de heffingskorting bij premieplicht gedurende een deel van een kalenderjaar tijdsevenredig wordt verminderd naar rato van de periode van premieplicht in dat jaar.

De belanghebbende in een procedure bepleitte een afwijkende herleiding van de arbeidskorting. In zijn geval was de premieplicht geëindigd op 1 juni 2020. De inspecteur heeft de arbeidskorting voor de AOW tijdsevenredig berekend. Naar de mening van de belanghebbende diende de arbeidskorting voor de AOW te worden herleid aan de hand van de werkelijk genoten arbeidsinkomsten. Dat zou leiden tot een hogere arbeidskorting van € 3.107.

Naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur de arbeidskorting correct berekend. Het hof wijst erop dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft. Die vrijheid omvat onder meer de verdeling van de belastingdruk over categorieën belastingplichtigen. De wetgever mocht naar het oordeel van het hof omwille van de eenvoud kiezen voor een tijdsevenredige berekening van de arbeidskorting voor de AOW. Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.


Lees meer  
 

Toepassing doorschuifregeling aanmerkelijk belang bij vereenvoudigde zusterfusie

De staatssecretaris van Financiën is voornemens een verzamelbesluit over aanmerkelijk belang te wijzigen. Het conceptbesluit heeft hij ter kennisneming aan de Tweede Kamer gestuurd.

Ten opzichte van de vorige versie wordt een onderdeel over toepassing van de doorschuifregeling bij een vereenvoudigde zusterfusie toegevoegd. Dat onderdeel omvat een goedkeuring, vooruitlopend op wetgeving.

Civielrechtelijk is een juridische fusie mogelijk zonder uitreiking van aandelen. Het gaat dan om zogenoemde vereenvoudigde moeder-dochterfusies en zusterfusies. De doorschuiffaciliteit voor een aanmerkelijk belang sluit niet goed aan op de vereenvoudigde zusterfusie omdat bij deze faciliteit wordt uitgegaan van toekenning van aandelen. Door de goedkeuring kan een vereenvoudigde zusterfusie fiscaal gefacilieerd verlopen. Aan de goedkeuring zijn voorwaarden verbonden. Deze betreffen onder meer de vestigingsplaats van de betrokken vennootschappen. Daarnaast mag de fusie niet zijn gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Als laatste voorwaarde wordt gesteld dat de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verdwijnende rechtspersoon wordt opgeteld bij de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verkrijgende rechtspersoon.

Het is de bedoeling dat de wetgeving per 1 januari 2025 op dit punt wordt aangepast. De goedkeuring vervalt op het moment dat de voorgenomen wetswijziging in werking is getreden of per 1 januari volgend op het jaar waarin de Tweede of Eerste Kamer tegen dat wetsvoorstel heeft gestemd. De uiterste vervaldatum van de goedkeuring is 1 januari 2026.


Lees meer  
 

Opgave uitbetaalde bedragen aan derden bij toepassing verleggingsregeling btw

De Wet IB 2001 maakt het mogelijk om administratieplichtigen te verplichten om gegevens betreffende aan derden betaalde bedragen aan te leveren aan de Belastingdienst. Dat is uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit IB. Inhoudingsplichtigen voor de loonheffing en collectieve beheersorganisaties zijn aangewezen om deze gegevens te verstrekken. Het aanleveren van deze gegevens dient jaarlijks voor 1 februari te gebeuren. De verplichting geldt uitsluitend voor aan natuurlijke personen betaalde bedragen. Niet aangeleverd hoeven te worden betalingen op basis van een factuur waarop een bedrag aan btw van meer dan € 0 is vermeld. In andere gevallen, dus als geen factuur is verzonden door de derde of als deze een factuur stuurt zonder btw, moeten de gegevens wel worden aangeleverd. Dat geldt ook voor facturen met daarop de melding “btw-verlegd”. Eerder nam de Belastingdienst het standpunt in dat die gevallen niet onder de meldingsplicht vielen.

Inmiddels is gebleken dat de Belastingdienst niet alleen een opgave wil ontvangen van de uitbetaalde bedragen op facturen met verlegde btw over 2023, maar ook over 2022. Voor het aanleveren van de gegevens over 2023 wil de Belastingdienst geen uitstel verlenen, ondanks het late tijdstip waarop de andere zienswijze bekend werd. De opgaven over 2023 moeten zo snel mogelijk worden gedaan. Over het aanleveren van gegevens over 2022 dienen inhoudingsplichtigen en collectieve beheersorganisaties contact op te nemen met de Belastingdienst.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

 

Internetconsultatie uitbreiding herzieningsregeling omzetbelasting

De Wet op de omzetbelasting 1968 kent een regeling voor herziening van de aftrek van voorbelasting bij wijziging van het gebruik van een investeringsgoed. De herzieningsregeling is van toepassing op onroerende zaken en rechten daarop en op roerende zaken, waarop wordt of kan worden afgeschreven. De Wet voorziet op dit moment niet in de mogelijkheid om btw op diensten te herzien. De btw-richtlijn kent die mogelijkheid wel voor diensten, die de kenmerken bezitten van investeringsgoederen.

De staatssecretaris van Financiën heeft de internetconsultatie geopend voor een uitbreiding van de herzieningsregeling. De aftrek van voorbelasting wordt daardoor ook voor diensten met een duurzaam karakter over een langere periode gevolgd. Deze aanpassing moet ook een ongewenste constructie met kortdurende verhuur tegengaan. Anders dan de reguliere verhuur van woningen is de kortdurende verhuur een belaste prestatie. Btw-belaste verhuur maakt het mogelijk om de btw op verbouwingskosten van een woning in aftrek te brengen. De latere vrijgestelde verhuur brengt geen verandering aan in die aftrek van voorbelasting zolang de herzieningsregeling niet is aangepast.

De herzieningstermijn voor diensten bedraagt volgens het voorstel vijf boekjaren. De herzieningstermijn start op het moment van ingebruikname van de dienst. Om te voorkomen dat ook kleine diensten aan onroerende zaken onder de maatregel vallen, wordt een drempelbedrag van € 30.000 per dienst ingevoerd. Onder dat bedrag is de herzieningsregeling niet van toepassing.

Het is de bedoeling dat de maatregel per 1 januari 2026 in werking treedt. De herzieningsregeling is van toepassing op diensten aan onroerende zaken, die na deze datum in gebruik worden genomen.

De einddatum voor de internetconsultatie is 2 april 2024.


Lees meer  
 

Onroerende zaken

 

Belang bij WOZ-beschikking

De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2020 geoordeeld dat een gebruiker van een onroerende zaak, die een op zijn naam gestelde WOZ-beschikking heeft ontvangen, bij die beschikking een belang heeft. Dat betekent dat de gebruiker in bezwaar en beroep kan gaan tegen de WOZ-beschikking.

De Hoge Raad is er in dat arrest van uitgegaan dat de heffingsambtenaar procedures, waarbij de gebruiker geen belang heeft bij een eigen WOZ-beschikking, kan vermijden door de gebruiker een afschrift te sturen van de beschikking op naam van de eigenaar. Dat blijkt in de praktijk op problemen te stuiten. De Hoge Raad is teruggekomen van die opvatting. Volgens een nieuw arrest moet een ingesteld rechtsmiddel (bezwaar, beroep of hoger beroep) niet-ontvankelijk worden verklaard als het de indiener daarvan niet in een betere positie kan brengen. Die betere positie moet betrekking hebben op de bestreden beschikking of op bijkomende beslissingen, zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht.

De procedure betreft een huurder van een woning, die bezwaar heeft gemaakt tegen de WOZ-beschikking. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank en het hof oordelen dat het (hoger) beroep ongegrond is. Hoewel volgens het arrest bezwaar en (hoger) beroep niet-ontvankelijk hadden moeten worden verklaard, maakt dat voor de cassatieprocedure niet uit.

Ook bij een niet-ontvankelijkverklaring wordt aan een oordeel over de bepleite verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde niet toegekomen.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

 

Kamervragen oplopende AOW-leeftijd

De AOW-leeftijd is gekoppeld aan de ontwikkeling van de gemiddelde levensverwachting op 65-jarige leeftijd. De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft Kamervragen beantwoord over de verhoging van de AOW-leeftijd, ondanks dat de gemiddelde levensverwachting niet stijgt.

Het vaststellen van de AOW-leeftijd gebeurt op basis van prognoses van het CBS, vijf jaar voor het kalenderjaar van vaststelling. Op grond daarvan is de AOW-leeftijd per 2028 verhoogd van 67 jaar naar 67 jaar en drie maanden. Voor 2029 geldt dezelfde AOW-leeftijd. Het CBS heeft onlangs de prognoses voor de levensverwachting aangepast. Het herstel van de levensverwachting na corona gaat langzamer dan eerder werd verwacht. Het CBS stelt daarom de stijging van de levensverwachting tot en met 2070 naar beneden bij, maar deze blijft wel structureel stijgen. Op basis van de nieuwe levensverwachting uit december 2023 zou de AOW-leeftijd in 2028 niet verhoogd worden en in 2029 ook nog niet. Het verlagen van de AOW-leeftijd voor deze jaren kan alleen via een wetswijziging gebeuren. Het huidige kabinet zal daarover geen besluit nemen. De wet biedt niet de mogelijkheid om bij een (structurele) daling van de levensverwachting de AOW-leeftijd te verlagen. Ook daarvoor is aanpassing van de wet vereist.


Lees meer  
 

Tussengeschoven Cypriotische vennootschap was niet de werkgever

Welke socialezekerheidswetgeving van toepassing is op een werknemer, die zijn werkzaamheden in meerdere landen van de EU en de EVA verricht, wordt bepaald aan de hand van een Europese verordening. Op de werknemer, die in twee of meer lidstaten in loondienst zijn werkzaamheden verricht en die niet een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht in zijn woonland, is de wetgeving van toepassing van de lidstaat waar zijn werkgever is gevestigd.

Een vrachtwagenchauffeur in het internationale wegtransport was tot 2014 in loondienst bij een in Nederland gevestigde transportonderneming. Met ingang van 1 januari 2014 is de chauffeur in dienst van een op Cyprus gevestigde vennootschap. De Nederlandse transportonderneming heeft een fleetmanagementovereenkomst gesloten met de Cypriotische vennootschap. De chauffeur heeft vanaf januari 2014 loon ontvangen van die vennootschap. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft aan de chauffeur een A1-verklaring afgegeven. Daarin is meegedeeld dat met ingang van 1 januari 2014 de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is. De SVB heeft ook vastgesteld dat de chauffeur verzekerd is voor de Wet langdurige zorg (Wlz).

De chauffeur is van mening dat de Cypriotische vennootschap zijn werkgever is en dat de SVB ten onrechte de Nederlandse wetgeving op hem van toepassing heeft verklaard. De vraag of deze vennootschap als werkgever moet worden beschouwd is onderwerp van discussie geweest voor het Hof van Justitie EU, naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep. Volgens het Hof van Justitie EU is de werkgever van de chauffeur de onderneming, die het feitelijke gezag over hem uitoefent, feitelijk de loonkosten draagt en feitelijk bevoegd is om hem te ontslaan. De werkgever is volgens dit arrest niet de onderneming, waarmee die vrachtwagenchauffeur een arbeidsovereenkomst heeft gesloten en die in deze overeenkomst formeel wordt aangewezen als zijn werkgever.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de chauffeur na de tussenkomst van de Cypriotische vennootschap bleef rijden voor de transportonderneming bij wie hij voordien in loondienst was. De transportonderneming heeft de hoogte van het loon bepaald. De chauffeur stond feitelijk voor onbepaalde tijd ter beschikking van de transportonderneming en in de dagelijkse gang van zaken veranderde niets. De Cypriotische vennootschap betaalde het loon van de chauffeur pas na voorafgaande betaling door de transportonderneming. Het is daarom niet aannemelijk geworden dat de Cypriotische vennootschap de werkgever was van de vrachtwagenchauffeur. Dit leidt tot de conclusie dat de SVB terecht de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing heeft verklaard.


Lees meer  
 

Subsidies

 

Verzoek vaststelling TEK kan worden ingediend

De regeling Tegemoetkoming energiekosten (TEK) was een subsidieregeling voor energie-intensieve mkb-ondernemingen. De TEK is ingevoerd als compensatie voor de sterk gestegen energieprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Ondernemers, die de subsidie hebben aangevraagd, kregen een voorschot van 35% van de subsidiabele kosten. Vanaf medio maart tot 1 juni kan een verzoek worden ingediend om de definitieve subsidie vast te stellen. De definitieve subsidie bedraagt 50% van het verschil tussen de drempelprijs en de gemiddelde prijs van 2023. Omdat de prijzen van gas en elektriciteit in de loop van 2023 zijn gedaald, zullen veel bedrijven een deel van het ontvangen voorschot moeten terugbetalen.

Bij de opening van de TEK werd rekening gehouden met ongeveer 57.000 aanvragen. Uiteindelijk zijn er circa 11.000 aanvragen ingediend. Er is een totaalbedrag van € 156 miljoen aan voorschotten uitgekeerd. Het gemiddelde voorschot bedraagt circa € 19.000. Naar schatting zal het totaal aan uitkeringen ongeveer € 60 miljoen bedragen.

Voor terugbetaling van ontvangen subsidiebedragen kan een betalingsregeling van twee tot drie jaar worden aangevraagd. Terugvorderingen tot € 500 zullen niet worden geïnd.


Lees meer  
 

Internationaal

 

Nieuw belastingverdrag met Bangladesh ondertekend

Nederland en Bangladesh hebben een nieuw verdrag ter voorkoming van dubbele belastingheffing ondertekend. In het nieuwe belastingverdrag krijgt Bangladesh meer heffingsrechten. Bangladesh mag 10% belasting heffen over betalingen die vanuit Bangladesh worden gedaan voor technische diensten, die een Nederlandse dienstverlener heeft verleend in Bangladesh. Daarnaast is een verruiming van de vaste-inrichtingsbepaling afgesproken. Een onderneming heeft zo sneller een belastbare aanwezigheid in het andere verdragsland, bijvoorbeeld bij het verrichten van diensten of verzekeringsactiviteiten. Er is een bronstaatheffing overeengekomen voor winsten die worden behaald met de vervreemding van aandelen en vergelijkbare rechten in bedrijven, die grotendeels bestaan uit onroerende zaken.

Het verdrag voldoet aan de minimumstandaarden van het base erosion and profit shifting-project van de OESO/G20 tegen belastingontwijking.

Het verdrag moet in beide landen nog de verplichte goedkeuringsprocedure doorlopen. Na advies van de Raad van State zal het verdrag ter goedkeuring worden voorgelegd aan het parlement.


Lees meer  
 

Ondernemingsrecht

 

Kamervragen maatschappelijke bv

De minister van EZK heeft Kamervragen beantwoord over de voortgang van het wetsvoorstel maatschappelijke bv. Dat moet een rechtsvorm zijn die een gezonde bedrijfsvoering voor sociale ondernemers mogelijk maakt. Aanvankelijk was toegezegd dat dit wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2023 in consultatie zou gaan. De minister wijst erop dat er kritische geluiden zijn geuit ten aanzien van het nut en de noodzaak van een wetsvoorstel inzake ondernemen met een maatschappelijke bv. Er is hard gewerkt aan een voorontwerp voor een wettelijke regeling, die ondernemers, die met een maatschappelijke bv willen ondernemen, een eenduidig en herkenbaar juridisch kader biedt. Dit voorontwerp is nog niet afgerond. Dat zal naar verwachting nog enige tijd in beslag nemen. De minister zal de Kamer te zijner tijd berichten.


Lees meer  
 

Overige heffingen

 

Verdubbeling onroerendezaakbelasting: mag dit zomaar?

De eigenaar van meerdere niet-woningen in Vlaardingen schrikt wanneer hij zijn jaarlijkse aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) bekijkt. De gemeente heeft de tarieven van de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2021 verdubbeld. Mag dit zomaar? 

De situatie is als volgt: tot en met 2020 kende de gemeente Vlaardingen aparte tarieven voor de OZB voor de gebruiker en voor de eigenaar van andere panden dan woningen. Met ingang van 2021 wijzigde de gemeente haar beleid en schafte zij het tarief voor gebruik af, terwijl het tarief voor eigendom werd verdubbeld. De eigenaar van de panden was het daar niet mee eens en diende een bezwaarschrift en later een beroepschrift in. Hij stelde dat de tariefswijziging bedoeld was om leegstand (van voornamelijk winkels) tegen te gaan. Echter, volgens hem maakten winkels slechts een klein deel uit van het totale aantal niet-woningen, waardoor de verdubbeling haar doel miste. Bovendien voelde hij zich niet betrokken bij de besluitvorming.

De heffingsambtenaar van de gemeente Vlaardingen verdedigde de tariefswijziging door te wijzen op de bevoegdheid van de gemeente om belastingverordeningen vast te stellen op grond van de Gemeentewet. Hij beweerde dat de rechter slechts terughoudend kan toetsen aan het verbod van onredelijke en willekeurige belastingheffing, aangezien er sinds 2008 geen wettelijke maximale tarieven voor de OZB meer bestaan. De heffingsambtenaar benadrukte dat de tariefswijziging noodzakelijk was, omdat de belastinginkomsten van niet-woninggebruikers onstabiel waren en de gemeente niet kon heffen op basis van gebruik bij leegstand.

De rechtbank oordeelde in het voordeel van de heffingsambtenaar, maar de eigenaar ging in hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag. Het hof stelde vast dat de verdubbeling op zichzelf niet in strijd was met wetten zoals de Gemeentewet. Toch bekritiseerde het hof de gemeente, omdat de gemeente geen rekening had gehouden met de nadelige financiële gevolgen voor de eigenaren van niet-woningen. Het hof vond dat de gemeente te ver was gegaan door het tarief te verhogen en het gebruikstarief af te schaffen zonder de belangen van de eigenaren mee te wegen. De drastische verhoging werd als onevenredig beschouwd door het hof. Het hof oordeelde dat de verdubbeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel en met het verbod op willekeurige en onredelijke belastingheffing. Het hof stond een verhoging van het tarief met drie procent toe en beval de aanslagen tot dat bedrag te verminderen.

Kortom: hoewel gemeenten de bevoegdheid hebben om belastingtarieven aan te passen, moeten zij daarbij wel rekening houden met de evenredigheid en de belangen van belastingplichtigen. In dit geval had de gemeente Vlaardingen niet voldoende rekening gehouden met de eigenaren van niet-woningen, wat leidde tot een succesvol beroep tegen de verdubbeling van de OZB-tarieven.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Verzuimboete wegens te laat doen van aangifte terecht opgelegd

Wie daartoe een uitnodiging ontvangt, is verplicht om aangifte IB/PVV te doen. Gebeurt dat niet tijdig, dan stuurt de inspecteur eerst een herinnering voor het doen van aangifte. Daarna volgt een aanmaning om binnen twee weken aangifte te doen. Reageert de belastingplichtige niet tijdig op de aanmaning, dan zal de Belastingdienst hem een verzuimboete opleggen. Dat is alleen anders als sprake is van afwezigheid van alle schuld bij de belastingplichtige.

Alle schuld is afwezig als de belastingplichtige in de gegeven omstandigheden alle van hem in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te voorkomen dat hij het verzuim zou begaan. Aan die eis is niet voldaan als de belastingplichtige de benodigde bescheiden heeft aangeleverd aan zijn gemachtigde, ook niet als hij er na ontvangst van de aanmaning achter is gekomen dat de gemachtigde is overleden en dus de aangifte niet kon verzorgen.

De rechtbank Den Haag rekent het een belastingplichtige aan, dat hij pas geruime tijd na afloop van de in de aanmaning gestelde termijn een nieuwe gemachtigde heeft benaderd. Niet gesteld of gebleken is dat de belastingplichtige niet in staat was om tijdig aangifte te doen of om eerder een nieuwe gemachtigde te benaderen.

In hoger beroep heeft Hof Den Haag het oordeel van de rechtbank overgenomen en geoordeeld dat de verzuimboete terecht is opgelegd.


Lees meer  
 

Hof Den Bosch stelt prejudiciële vragen over vergoeding van immateriële schade

Bij overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van een zaak heeft de belanghebbende aanspraak op een vergoeding van immateriële schade. De Hoge Raad hanteert daarvoor als uitgangspunt een bedrag van € 500 per half jaar overschrijding. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2017 geoordeeld, dat bij een financieel belang van niet meer dan € 15 kan worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. Hof Den Bosch heeft prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld over de vergoeding van immateriële schade bij geringe financiële belangen. De Advocaat-generaal bij de Hoge Raad (AG) heeft over de hoogte van deze vergoeding op 17 november 2023 een conclusie uitgebracht. Hij bepleit een forse verhoging van de door de Hoge Raad vastgestelde grens van € 15.

Die grens is moeilijk te verenigen met de rechtspraak van de Hoge Raad waarin een boete van niet meer dan € 1.000 bij overschrijding van de redelijke termijn niet wordt verlaagd. De AG adviseert de Hoge Raad om de vergoeding voor immateriële schade te maximeren op het financiële belang van de zaak. In de procedure voor Hof Den Bosch bedraagt het financiële belang € 116.

Hof Den Bosch acht de kans aanwezig dat de Hoge Raad in die zaak niet toekomt aan de beantwoording van alle vragen die de AG in zijn conclusie opwerpt. Om die reden legt het hof een aantal vragen aan de Hoge Raad voor.


Lees meer   

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.